afvise

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑwˌviˀsə /
Woordafbreking
  • af·vi·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Deense werkwoord vise met het voorvoegsel af-
Naar frequentie 6862
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afvise
afviser
afviste
afvist
volledig

Werkwoord

afvise

  1. afwijzen
  2. terugwijzen (bijv. asylsøgere)
  3. afkeuren, laken
  4. (figuurlijk) afwijzen (bijv. een afwijzende houding hebben)
  5. beletten in te dringen, blokkeren (bijv. regen
Synoniemen
  • [2]: benægte
Afgeleide begrippen
  • [1-4]: afvisning
Typische woordcombinaties
  • [1]: kategorisk afvise
categorisch afwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.