afscheidbaar
Nederlands
Woordafbreking
- af·scheid·baar
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van naamwoord van handeling afscheiden met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afscheidbaar | afscheidbaarder | afscheidbaarst |
verbogen | afscheidbare | afscheidbaardere | afscheidbaarste |
partitief | afscheidbaars | afscheidbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afscheidbaar
- van een ruimte dat je het kunt afsluiten, afgrenzen van een andere ruimte
- Doormiddel van deze schuifwand kunnen we van deze zaal twee afscheidbare ruimtes maken.
Gangbaarheid
- Het woord 'afscheidbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.