afhandling
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɑwˌhanˀleŋ /
Woordafbreking
- af·hand·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Deense werkwoord afhandle, dat uit het Nederduits komt
- Deens zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel af- en met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie | 12588 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | afhandling | afhandlingen | afhandlinger | afhandlingerne |
genitief | afhandlings | afhandlingens | afhandlingers | afhandlingernes |
Afgeleide begrippen
- doktorafhandling
- ph.d.-afhandling
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.