afgaand
Nederlands
Woordafbreking
- af·gaand
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afgaan |
afgaand
- onvoltooid deelwoord van afgaan
stellend | |
---|---|
onverbogen | afgaand |
verbogen | afgaande |
partitief | afgaands |
Bijvoeglijk naamwoord
afgaand
- naar beneden gaan, dalend
- De skilift bewoog zich in afgaande richting.
Synoniemen
- dalend, omlaaglopend
Gangbaarheid
- Het woord afgaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgaand' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.