accuseert

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cu·seert

Werkwoord

vervoeging van
accuseren

accuseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accuseren
    • Jij accuseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accuseren
    • Hij accuseert. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van accuseren
    • Accuseert! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.