accumuleert
Nederlands
Woordafbreking
- ac·cu·mu·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accumuleren |
accumuleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accumuleren
- Jij accumuleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accumuleren
- Hij accumuleert.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van accumuleren
- Accumuleert!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.