accentueerden
Nederlands
Woordafbreking
- ac·cen·tu·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accentueren |
accentueerden
- meervoud verleden tijd van accentueren
- Wij accentueerden.
- Jullie accentueerden.
- Zij accentueerden.
- Wij accentueerden.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.