accelereer
Nederlands
Woordafbreking
- ac·ce·le·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
accelereren |
accelereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accelereren
- Ik accelereer.
- gebiedende wijs van accelereren
- Accelereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accelereren
- Accelereer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.