aanmeerde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanmeerde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌmerdə/
Woordafbreking
  • aan·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
aanmeren

aanmeerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanmeren
    • ... dat ik aanmeerde. 
    • ... dat jij aanmeerde. 
    • ... dat hij, zij, het aanmeerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.