aangreep

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  aangreep    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈaŋˌɣrep /
Woordafbreking
  • aan·greep

Werkwoord
vervoeging van
aangrijpen

aangreep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aangrijpen
    • ... dat ik aangreep. 
    • ... dat jij aangreep. 
    • ... dat hij, zij, het aangreep. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.