aanbonden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbonden    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌbɔndə(n)/
Woordafbreking
  • aan·bon·den

Werkwoord

vervoeging van
aanbinden

aanbonden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanbinden
    • ...dat wij aanbonden. 
    • ...dat jullie aanbonden. 
    • ...dat zij aanbonden. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.