aaltje
Nederlands
Woordafbreking
- aal·tje
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Aelmere (IJsselmeer) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | aaltje | aaltjes |
Zelfstandig naamwoord
aaltje o dim. tant. [2]
- (nematoden) Meloidogyne
draadworm, parasiet op planten
Hyponiemen
- azijnaaltje, bakaaltje, bladaaltjes, cysteaaltje, glasaaltje, rivieraaltje, wortelknobbelaaltje
Afgeleide begrippen
- aaltjesadvisering, aaltjesgallen, aaltjesziek, aaltjesziekte
Gangbaarheid
- Het woord aaltje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aaltje' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.