geding

(Date à préciser) Du moyen néerlandais gedinge (« poursuite »).

geding \Prononciation ?\ neutre

1. (Droit) Instance, cause, procédure, procès.
   • kort geding

     référé

   • een kort geding aanspannen

     engager une procédure en référé

   • een kort geding instellen tegen

     assigner quelqu’un en référé

   • afloop van het geding

     dénouement de l’instance

   • in het geding zijn

     être en cause

   • in het geding betrekken

     mettre en cause, appeler en cause

   • het in het geding betrekken

     mise en cause

   • het stuk wordt buiten het geding gehouden

     la pièce sera rejetée

   • buiten het geding stellen

     mettre hors d’instance, mettre hors de cause

   • hervatting van het geding

     reprise d’instance

   • in elke stand van het geding

     en tout état de cause

   • het voeren van gedingen

     l’engagement de procédures

   • appelvonnis in kort geding

     arrêt de référé

   • recht doende in kort geding

     statuant en référé

   • kort geding rechter

     juge des référés

   • het geding schorsen

     suspendre la procédure

   • in kort geding recht spreken

     rendre une ordonnance de référé

Les diminutifs de ce terme sont pour le moins insolites.

• rechtsgeding
• rechtszaak
• procedure
• proces
• zaak

• kort geding
• rechtsgeding
• strafgeding

• dingen
• afdingen
• bedingen
• strafzaak
• strafproces

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :

• 89,1 % des Flamands,
• 96,0 % des Néerlandais.

• (Région à préciser) : écouter « geding [Prononciation ?] »

• Cet article utilise des informations de l’article du Wiktionnaire en néerlandais, sous licence CC-BY-SA-3.0 : geding.