vraatzuchtig

Dutch

Etymology

From vraatzucht + -ig

Pronunciation

  • (file)

Adjective

vraatzuchtig (comparative vraatzuchtiger, superlative vraatzuchtigst)

  1. voracious, gluttonous

Inflection

Inflection of vraatzuchtig
uninflected vraatzuchtig
inflected vraatzuchtige
comparative vraatzuchtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial vraatzuchtigvraatzuchtigerhet vraatzuchtigst
het vraatzuchtigste
indefinite m./f. sing. vraatzuchtigevraatzuchtigerevraatzuchtigste
n. sing. vraatzuchtigvraatzuchtigervraatzuchtigste
plural vraatzuchtigevraatzuchtigerevraatzuchtigste
definite vraatzuchtigevraatzuchtigerevraatzuchtigste
partitive vraatzuchtigsvraatzuchtigers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.