vijandelijk

Dutch

Etymology

vijand + -lijk; cognate with German feindlich.

Pronunciation

  • (file)
  • IPA(key): /vɛi̯ˈɑndələk/

Adjective

vijandelijk (comparative vijandelijker, superlative vijandelijkst)

  1. hostile, inimical

Inflection

Inflection of vijandelijk
uninflected vijandelijk
inflected vijandelijke
comparative vijandelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial vijandelijkvijandelijkerhet vijandelijkst
het vijandelijkste
indefinite m./f. sing. vijandelijkevijandelijkerevijandelijkste
n. sing. vijandelijkvijandelijkervijandelijkste
plural vijandelijkevijandelijkerevijandelijkste
definite vijandelijkevijandelijkerevijandelijkste
partitive vijandelijksvijandelijkers

Antonyms

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.