verroesten

Dutch

Etymology

From ver- + roesten.

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ustən

Verb

verroesten

  1. to rust away

Inflection

Inflection of verroesten (weak, prefixed)
infinitive verroesten
past singular verroestte
past participle verroest
infinitive verroesten
gerund verroesten n
present tense past tense
1st person singular verroestverroestte
2nd person sing. (jij) verroestverroestte
2nd person sing. (u) verroestverroestte
2nd person sing. (gij) verroestverroestte
3rd person singular verroestverroestte
plural verroestenverroestten
subjunctive sing.1 verroesteverroestte
subjunctive plur.1 verroestenverroestten
imperative sing. verroest
imperative plur.1 verroest
participles verroestendverroest
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.