pluimstrijker
Dutch
Etymology
From Middle Dutch pluumstriker. Equivalent to pluimstrijken + -er.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈplœy̯mˌstrɛi̯.kər/
Audio (file) - Hyphenation: pluim‧strij‧ker
Noun
pluimstrijker m (plural pluimstrijkers, diminutive pluimstrijkertje n)
- (derogatory) a sycophant, a fawner.
- 1791, De vraag-al, volume 2, issue 63, publ. by L. Herdingh, 85.
- Merkt gij wel lezer ! dat ik geen groote pluimstrijker ben?
- Do you notice, reader, that I am not a big sycophant?
- Merkt gij wel lezer ! dat ik geen groote pluimstrijker ben?
- 1791, De vraag-al, volume 2, issue 63, publ. by L. Herdingh, 85.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.