opzichtig

Dutch

Etymology

opzicht + -ig.

Pronunciation

  • (file)

Adjective

opzichtig (comparative opzichtiger, superlative opzichtigst)

  1. pretentious, tawdry

Inflection

Inflection of opzichtig
uninflected opzichtig
inflected opzichtige
comparative opzichtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial opzichtigopzichtigerhet opzichtigst
het opzichtigste
indefinite m./f. sing. opzichtigeopzichtigereopzichtigste
n. sing. opzichtigopzichtigeropzichtigste
plural opzichtigeopzichtigereopzichtigste
definite opzichtigeopzichtigereopzichtigste
partitive opzichtigsopzichtigers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.