onwaarschijnlijk

Dutch

Etymology

on- + waarschijnlijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

onwaarschijnlijk (comparative onwaarschijnlijker, superlative onwaarschijnlijkst)

  1. unbelievable, improbable, implausible, unlikely

Inflection

Inflection of onwaarschijnlijk
uninflected onwaarschijnlijk
inflected onwaarschijnlijke
comparative onwaarschijnlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onwaarschijnlijkonwaarschijnlijkerhet onwaarschijnlijkst
het onwaarschijnlijkste
indefinite m./f. sing. onwaarschijnlijkeonwaarschijnlijkereonwaarschijnlijkste
n. sing. onwaarschijnlijkonwaarschijnlijkeronwaarschijnlijkste
plural onwaarschijnlijkeonwaarschijnlijkereonwaarschijnlijkste
definite onwaarschijnlijkeonwaarschijnlijkereonwaarschijnlijkste
partitive onwaarschijnlijksonwaarschijnlijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.