einder

Dutch

Etymology

Shortening of gezichtseinder.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɛi̯n.dər/
  • (file)
  • Hyphenation: ein‧der

Noun

einder m (plural einders)

  1. (formal, literary) horizon
    • 1936, Hendrik Marsman, Herinnering aan Holland.
      Denkend aan Holland / zie ik breede rivieren / traag door oneindig / laagland gaan,
      rijen ondenkbaar / ijle populieren / als hooge pluimen / aan den einder staan;
    • 1995, Johannes Hartog, Het Oude Fort van Aruba: de geschiedenis van het Fort Zoutman en de Toren, Van Gorcum, 23.
      Toen men de Surprise, een groot oorlogsfregat, een driemaster, aan de einder zag opdagen, veroorzaakte dit op ons eiland de nodige onrust, want Engeland en Nederland waren in oorlog,
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.