Zen

Zen of chán is een vorm van boeddhisme die sterk de nadruk legt op dhyana oftewel concentratie-meditatie. Hiermee zou inzicht verkregen worden in de eigen ware aard om zo de weg te openen naar een bevrijde manier van leven. Chán is een van de grotere Chinese scholen in het mahayana-boeddhisme. In Japan en het westen is de school bekend onder de naam zen (Japans 禅).

Boeddhisme

Concepten
Geschiedenis
Stromingen
Geschriften
Tempels
Devotie
Per land
Termen
Van A tot Z

Chán in China

Ontstaan

Volgens de overlevering is zen ontstaan in India, toen de Boeddha een bloem omhooghield en Kasyappa glimlachte. Hiermee liet hij zien de woordloze essentie van de dharma begrepen te hebben. Hiermee werd de leer overgedragen aan Kasyappa, de tweede patriarch van zen.[1]

Het zen-boeddhisme zoals dat zich later in Japan zou ontwikkelen werd sterk beïnvloed door het confucianisme en taoisme. In het boek The Tao of Zen (1994, 1999) betoogt Ray Grigg dat wat bekend is als het traditionele Chinees-Japanse zen-boeddhisme eigenlijk bijna volledig gegrond zou zijn in de Chinese taoïstische filosofie, aangekleed met Mahayana-boeddhistische attributen.

Bodhidharma

Het boeddhisme werd in de eerste eeuw CE geïntroduceerd in China.[2] Chán is de chinese verbastering van Indische dhyana-meditatie (ध्यान), die beïnvloed werd door het Chinese taoïsme. Volgens de overlevering werd Ch'an rond 475[3] of 520[4] geïntroduceerd door Bodhidharma, een Indiase monnik. Hij was de 28ste Indiase patriarch van zen, en de eerste Chinese patriarch.[1] Rond die tijd waren in het zuiden zo'n 2.000 tempels en 36.000 monniken, en in het noorden 6.500 tempels en 80.000 monniken.[3]

Het boeddhisme dat Bodhidharma propageerde was sterk gebaseerd op de Lankavatara-sutra,[5][6] waarin de tathagatagarba of boeddha-natuur en de alijvijnana gecombineerd worden.[7] Hierdoor werd de nadruk gelegd op het direct zien van de ware aard van de geest, namelijk leegte: de ware aard van de mens heeft geen kenmerken die kunnen worden beetgegrepen. Het zien hiervan doet de mens ontwaken en doorbreekt de illusies die de geest schept. Dit inzicht opent de weg naar een bevrijde manier van leven, ongehinderd door de passies, verlangens en angsten die ons leven beheersen.

Het is de vraag in hoeverre de verhalen over Bodhidharma historisch correct of apocrief zijn. In de Overdracht van de lamp (t'eng shi, Transmission of the lamp), samengesteld door de Japanse zen-meester Keizan (geb. 1253), en zelf geen accuraat historisch verslag, worden aspecten van de Bodhidharma-legende gerelativeerd. Er wordt verteld dat Bodhidharma niet op een rietstengel maar op een klein bootje de Yangtze-rivier overstak.[1]

Zen-lineage

De traditie van de overdracht van de leer via een opeenvolging van meesters ontstond in de 6e en 7e eeuw CE. Voorgangers waren collecties van verhalen over vooraanstaande monniken. De Ch'an-scholen gebruikten deze literaire vorm om hun school legitimiteit te verlenen, door zijn ontstaan terug te voeren op Shakyamuni Boeddha zelf. Het eerste als zodanig gecomponeerde werk is de Ch'uan fa-pao chi (Geschiedenis van de overdracht van de Dharma-schat) uit 710 CE. Hierin wordt Bodhidharma beschreven als de eerste patriarch. De zesde patriarch is Fa-ju (637-689). De zevende patriarch is Shen-hsiu (606?-706).[8] in een ander werk uit deze periode wordt de overdracht van de Lankavatara-soetra beschreven. Hierin is Gunabhadra, de vertaler van de Lankavatara-soetra, de eerste patriarch, Hui-Neng de zesde, en Shen-hsiu de zevende.[8] Deze indelingen wijken af van de bekende indeling, met Bodhidharma als eerste patriarch, en Hui-Neng als zesde.

Tang-dynastie

De Tang-dynastie (618-907) wordt gezien als de Gouden Tijd van Ch'an. In deze periode leefden de legendarische Ch'an-meester Hui-Neng (638-713),[8] Ma-tsu (709-788),[8] Huang Po (Obaku, overleden na 850)[9] en zijn leerling Lin-Chi (Rinzai, overleden 866).[8]

Hui-Neng wordt gezien als de zesde zen-patriarch. Deze status verkreeg hij pas na zijn dood. Oorspronkelijk werd Shen-hsiu gezien als de zesde patriarch. Hij genoot een hoge status aan het Chinese hof. Shen-hui, geboren in 670 of 672, was een leerling van Hui-Neng. In 732 begon hij een grote aanval op de leringen van Shen-hsiu's school, de Noordelijke School[8]. Hij veroordeelde diens leeringen als geleidelijke verlichting, in tegenstelling tot de plotselinge verlichting van de Zuidelijke School.[7] Shen-hsiu zou op oneigenlijke wijze de overdracht hebben verkregen, die eigenlijk Hui-Neng toekwam. De details van dit apocriefe verhaal staan in de bekende Platform-soetra van Hui-Neng.[10] Vroege versies van deze soetra, ontdekt in Dunhuang, laten zien hoe deze soetra in de loop van een langere periode ontwikkeld en aangepast is. Hieruit blijkt dat de Platform-soetra geen geschiedkundig werk is, maar een religieus werk dat een specifieke interpretatie van het boeddhisme wil overbrengen.[11] Hoewel de beschuldiging van "gradualisme" niet correct was, heeft het een diepgaande invloed gehad op Ch'an. Plotselinge verlichting werd de norm[12] en Hui-neng werd de archetypische zesde patriarch, waarop alle daaropvolgende scholen zich beriepen.[8]

Halverwege de achtste eeuw, na de An Lu-shan opstand van 756, begon de Tang-dynastie in te storten. Het stedelijke Ch'an, dat bescherming genoot van de keizers, verloor aan invloed. Er ontstonden nieuwe scholen, die zich wel beriepen op Hui-Neng, maar geen partij meer kozen in het debat over plotselinge of geleidelijke verlichting.[8] De school van Ma-tsu (709-788), de zogeheten Hongzhou School, was een van deze scholen.[13] Het Ch'an wat nu ontstond was aards en nuchter, en minder geïnteresseerd in leerstellige discussies.[8]

In 845-846 vond er een grote vervolging van het boeddhisme plaats. Na de An Lu-shan opstand had de centrale regering haar macht niet meer goed weten te herstellen. De vervolging van het boeddhisme die plaatsvond was een manier om tempelrijkdommen te confisqueren, en monniken, die waren vrijgesteld van belastingen, terug het burgerleven in te jagen. Het was een grote klap voor het stedelijke Ch'an, maar versterkte het Ch'an van de buitengebieden, dat zich wist te handhaven en het Chinese boeddhisme ging domineren. In deze tijd ontstonden ook de zogeheten vijf scholen, waaronder die van Lin-Chi (Rinzai) en Ts'ao-tung (Sōtō).[8]

Song-dynastie

Tijdens de Song-dynastie (960-1297) was het boeddhisme in China in verval.[8] Er werd teruggekeken op het Ch'an van de Tang-dynastie als een gouden tijd van Ch'an. Overleveringen uit deze periode vormden de basis voor de zogeheten ontmoetingsverhalen, waarin vraag-en-antwoord dialogen tussen meesters en leerlingen worden beschreven. Het zijn deze ontmoetingsverhalen die sterk hebben bijgedragen aan het beeld van Zen in het westen:

"The anecdotes of middle Chan encounter dialogue represent the stories repeated most often in popular books on Chan/Zen as examples of paradoxical but enlightened behavior."[14]

Deze ontmoetingsverhalen waren de voorlopers van de koans.Door het toepassen van literaire technieken werden deze ontmoetingsverhalen gestileerde teksten. De introductie van de boekdrukkunst maakte het mogelijk om boeddhistische teksten op grote schaal te verspreiden, waaronder Ch'an-teksten[8]. Dit dus in tegenstelling tot het populaire idee van "Een directe overdracht, van geest op geest, buiten de geschriften om"![15]

Een bekende uitspraak uit deze tijd, die apocrief werd toegeschreven aan Bodhidharma, is de directe overdracht:

"Een eigen overdracht (van de leer)(jiaowai biechuan)
Die niet plaatsvindt door middel van taal (buli wenzi)
Het wijst direct naar de menselijke geest (zhizhi renxin)

En veroorzaakt zo dat iemand zijn ware aard ziet en een Boeddha wordt (jianxing chengfo)".[16]

De Song-dynastie controleerde de Ch'an-scholen door de instelling van Vijf Bergen en Tien Tempels, vijf hoofdtempels en tien minder belangrijke tempels. In lijn hiermee werden de koans door Ta-hui Tsung-kao (1089-1163) gesystematiseerd, om ze toegankelijker te maken voor monniken en leken. Dit was zo succesvol, dat Ta-hui houtblokken en afdrukken van de Pi-yen lu, ("Blauwe Rots") vernietigde, omdat hij ze zag als een hindernis voor werkelijke beoefening. Desondanks bleef dit systeem succesvol, en verspreidde het zich ook naar Japan.[8]

Na de val van de Song-dynastie werd Ch'an gesteund door de Mongoolse overheersers (1279-1368), maar veranderde ook van karakter. Tijdens de Ming-dynastie (1368-1644) speelde het geen grote rol meer.[8]

Zen in Japan

Kamakura (1185-1333)

In de zesde eeuw werd het boeddhisme geïntroduceerd in Japan. Tijdens de Kamakura-periode (1185-1333) won zen aan populariteit. Het sloot aan bij de levenshouding die de samurai nastreefden: zonder angst de dood onder ogen zien, en intuïtief en spontaan handelen.[17]

Rinzai Zen (Chinees: Lin-chi) werd geïntroduceerd door Eisai (1141-1215). Sōtō Zen werd geïntroduceerd door Dogen (1200-1253).[17]

Ashikaga (of Muramachi) (1336-1573)

Tijdens de Ashikaga-periode verloor zen aan kracht en originaliteit.[18]

De Rinzai school had het meeste succes in deze periode, omdat het favoriet was bij de militaire heersers. Een bekende leraar uit deze periode is Ikkyu.[17]

Azuchi-Momoyama en Edo (1573-1868)

Na een periode van oorlogen werd Japan weer verenigd. Dit ging ten koste van het boeddhisme, dat een sterke politieke en militaire kracht was geworden in Japan. Het neo-Confucianisme won aan invloed, ten koste van het boeddhisme, dat onder strikte staatscontrole kwam. Nieuwe leerstellingen en oefenmethodes mochten niet worden geïntroduceerd, evenmin als nieuwe tempels en scholen. De enige uitzondering was de introductie van Obaku-Zen. Japan sloot zich ook af voor de buitenwereld. De enige buitenlandse handelaren die werden toegestaan waren Nederlanders op het eiland Dejima[17] en Chinezen.

Desondanks bleef zen het goed doen. Drie bekende namen uit deze periode zijn Bankei, Basho en Hakuin.[17]

Meiji Restauratie (1868-1912)

Door zijn afsluiting van de buitenwereld was Japan een middeleeuws land gebleven. Een staatsgreep maakte hier een einde aan. De macht van de keizer werd hersteld en Japan opende zijn deuren voor de buitenwereld, om in een snel tempo te moderniseren.[17]

Shinto werd de officiële religie, ten koste van het boeddhisme. Boeddhistische instituties hadden een simpele keuze: aanpassen of verdwijnen. Rinzai en Soto-Zen kozen voor aanpassen, met pijnlijke gevolgen. Het Japanse nationalisme werd ook door de zen-instituties uitgedragen. Oorlogsinspanningen, tegen Rusland, China en uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog, kregen ondersteuning van het zenboeddhisme.[19][20][21]

Huidige tijd

Na de oorlog groeide de belangstelling voor zen in het westen. Westerlingen trokken naar Japan om in kloosters kennis te maken met zen.[22] Japanse leraren vertrokken naar het westen om daar onderricht in zenmeditatie te geven.[23] Ondanks deze populariteit in het westen is zen in Japan minder populair onder jongeren. In Nederland werd bijgedragen aan de bekendheid met zen door de autobiografische trilogie van Janwillem van de Wetering, bestaande uit De lege spiegel (1972), Het dagende niets (1974) en Zuivere Leegte (2000).

Betekenis van zen

Leerstellingen

Het boeddhisme gaat uit van sunyata, leegte. Maar een andere belangrijke leerstelling is de boeddha-natuur, het idee van een essentiële natuur of werkelijkheid. Alle levende wezens hebben die, maar zijn zich er niet van bewust, zolang ze niet ontwaakt zijn. Dit idee van een essentiële natuur kan makkelijk leiden tot de opvatting van de ware natuur als een onveranderlijk, statisch ding.[24]

De vraag bij de mu-koan is: wat betekent dit 'mu'? Letterlijk betekent het 'nee' of 'niets'. Door 'mu!' te antwoorden ontkracht Joshu het geloof in een essentiële natuur, en laat zien dat onze ware natuur ongrijpbaar en leeg is. In de Lankavatara-sutra staat de tegenstelling tussen deze twee leerstellingen centraal.[5][6] Een voorbeeld is de vraag aan de boeddha waarom hij de boeddha-natuur predikt, als alle verschijnselen in essentie leeg zijn. Hierop antwoordt hij, dat het idee van de leegte mensen angst aanjaagt, en dat het idee van de Boeddha-natuur mensen de moed geeft om verder te gaan op dit pad.

Kensho: inzicht in de eigen ware aard

Het doel van zen is kensho, inzicht in je eigen ware aard, en mujodo no taigen, uitdrukking van dit inzicht in het dagelijkse leven.[25]

Inzicht in de ware aard wil zeggen: zien dat er geen onveranderlijk 'ik' of 'zelf' aanwezig is, dat je in essentie leeg bent.[26] Dit is een contra-intuïtief inzicht, omdat we van nature geneigd zijn om onszelf als een 'ik', een vaststaande entiteit waar te nemen.

Uitdrukking in het dagelijks leven wil zeggen dat dit inzicht niet alleen een contemplatief inzicht is, maar dat ons leven uitdrukking geeft aan een zelfloos bestaan.[27] Door de nadruk die met name Rinzai-zen legt op meditatie, koan-studie en verlichting kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat er een doel bereikt moet worden. Verlichting, of 'ontwaken', kan echter geen doel op zichzelf zijn. Het gaat er ook steeds om hoe dit ontwaken wordt vormgegeven in het dagelijks leven.[28]

Methodes

Zazen in Rinzai school

Verlichting is niet iets dat iemand kan afdwingen. Toch worden er methodes gebruikt, waarvan de bekendste en meest gebruikte de meditatie en de koan-studie zijn.

Zenmeditatie

Zen legt de nadruk op za-zen: meditatie als middel tot verlichting. Meditatie kent meerdere vormen. In het boeddhisme worden twee vormen toegepast, vipassana (aandachtig gewaarzijn) en samatha (concentratie van de geest). In het zenboeddhisme ligt de nadruk op samatha. Het Japanse woord zen is een verbastering van het Chinese woord ch'an, wat weer een verbastering is van dhyana, concentratie. Het Japanse woord zazen betekent 'zittend mediteren'. Toch is zenmeditatie idealiter niet alleen concentratie, maar ook aandacht: het gewaarzijn van de voortdurende verandering van ons bewustzijn, van alle prikkels die we opnemen en de automatische reactie daarop van onze geest.

Ter afwisseling van het zittend mediteren, dat ongetraind zeer onaangenaam en pijnlijk kan zijn,[29] is er de zogeheten loop-meditatie, kinhin, waarin met zeer veel aandacht wordt gelopen.[30] Een leider-monnik loopt voorop en slaat op een gong en achter hem lopen de andere monniken of zenbeoefenaars.

Zelfspot met behoud van respect is van groot belang, want ijdelheid of de illusie dat je iets bereikt hebt, ligt altijd op de loer. Een goede grap en relativeren is dan ook wel nodig bij dit keurslijf van regels.[31]

Koans

Om zenbeoefenaars tot inzicht te laten komen, kan een zenleraar ook een koan opgeven. Dit is een korte anekdote, die raadselachtig lijkt, maar een subtiele uitleg van een onderdeel van de Boeddhistische leer bevat.[32] De bekendste is Joshu's mu:

Een monnik vroeg: "Heeft een hond ook boeddha-natuur?" Joshu antwoordde: "Mu!"

Zenstromingen

Rinzai en Sōtō

Binnen het zenboeddhisme bestaan er twee grote stromingen, namelijk Rinzai en Sōtō. Rinzai-zen legt de nadruk op koan-studie en plotselinge verlichting. Soto-zen daarentegen legt de nadruk op meditatie en geleidelijk inzicht. Bekendste persoon uit deze school is Dogen. Een kleine, maar in het westen invloedrijke school, is de Sanbo Kyodan,[33] opgericht door Yasutani-roshi. Een bekende leraar uit deze school is Philip Kapleau. Ook Maezumi-roshi heeft dharma-overdracht ontvangen in deze school.

Kritieken

Historisch onderzoek

De laatste decennia heeft het wetenschappelijke onderzoek naar zen en zijn geschiedenis een grote vlucht genomen. De "grand saga"[34] van het zenboeddhisme blijkt geen historisch accuraat verslag te zijn, maar een kunstig geconstrueerd verhaal, bedoeld om de zenschool autoriteit te verlenen.[15] De impact van dit moderne onderzoek lijkt pas recentelijk duidelijk geworden.[35]

Problemen in de praktijk

Daarnaast blijkt de implementatie van zen in het westen met de nodige problemen gepaard te gaan, die verbonden zijn aan deze "grand saga".

In het westerse zenboeddhisme wordt grote waarde gehecht aan dharma-overdracht. In Japan betekent dharma-overdracht dat een leraar volledig gekwalificeerd is. In Europa en de VS is dharma-overdracht verbonden geraakt aan het begrip roshi, oudere leraar. Het idee lijkt te bestaan dat een roshi bovenmenselijke eigenschappen heeft verkregen: een onfeilbaar inzicht in het ware zelf, en een volmaakte persoonlijkheid. In de praktijk blijkt dit nogal eens tegen te vallen, gegeven de herhaalde gevallen van machtsmisbruik en financiële en seksuele malversaties.[36][37][38][39]

Deze waardering van de term 'roshi' vindt zijn oorsprong in de werken van D.T. Suzuki, die een zeer belangrijke invloed heeft gehad in de kennismaking van het westen met zen. Hij had een romantische opvatting van zen, dat hij zag als de ultieme uitdrukking van de universele mystieke aard van de mens.[40][41][42][43] Suzuki heeft een grote rol gespeeld in de beeldvorming van Zen in het westen, ook in Europa.[44]

Japanse zenboeddhisten hebben een pijnlijke rol gespeeld voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, door het Japanse militarisme actief en passief te steunen.[19] Ook Suzuki, die de Japanse cultuur zag als superieur aan de westerse, zou hier een rol in hebben gespeeld.[45][46][47] In Nederland hebben Ton Lathouwers en Nico Tydeman aandacht gevraagd voor deze duistere episode in de geschiedenis van het boeddhisme, en gewezen op de verantwoording die ook hedendaagse Zen-boeddhisten hierover hebben af te leggen.[20] Hier staat tegenover dat het Japanse nationalisme, en de verheerlijking van de Japanse cultuur en uniekheid, ook een reactie was op het westerse imperialisme, dat in de 19e eeuw bezig was om de wereld gewapenderhand te veroveren.[48][49]

De verheerlijking van zenmeesters en verlichting ligt ook besloten in de geschiedenis van het zenboeddhisme en zijn gebruik van aansprekende verhalen. Het verhaal van de plotselinge verlichting van Hui-Neng is een voorbeeld van zo'n verhaal. Dit verhaal, waarin plotseling inzicht wordt beschreven als superieur aan geleidelijke oefening, werd gebruikt in een strijd om macht en aanzien bij het Chinese hof.[12][50]

Zie ook

Verder lezen

Moderne klassiekers

  • Suzuki, D.T. Inleiding tot het Zen-Boeddhisme, vert. William B. Moens. Deventer: Ankh-Hermes, 1958.
  • Watts, Alan W. Zen-boeddhisme, vert. R. H. Marijnissen. Uitgevers: W. de Haan N.V., Zeist en Van Loghum Slaterus N.V., Arnhem, 1963
  • Suzuki, S. Zen-begin: eindeloos met Zen beginnen: ongedwongen gesprekken over Zen-meditatie en praktijk. Deventer: Ankh-Hermes, 1976. ISBN 9789020245530
  • Reps, Paul (1979), Zen-zin, Zen-onzin. Deventer: Ankh-Hermes.
  • Kapleau, Philip (1980(1965)), De drie pijlers van Zen. Leer, oefening en verlichting. Deventer: Ankh Hermes

Nederlandse Zen

  • Houtman, Maarten Tao-Zen
  • Lathouwers, Ton (2011), Meer dan een mens kan doen. Rotterdam: Asoka.
  • Tydeman, Nico (1999), Dansen in het duister. Een proeve van spiritualiteit. Rotterdam: Asoka.
  • Een humoristische, maar tevens serieuze inleiding over het leven in een zenklooster geeft deze zentrilogie van Janwillem van de Wetering:
    • (1972), De Lege Spiegel
    • (1974), Het dagende Niets
    • (2000), Zuivere Leegte

Geschiedenis

  • Dijkstra, Michel (2010), Zenboeddhisme. Ambo.
  • Dumoulin, Heinrich (2005), Zen Buddhism: A History. Volume 1: India and China. World Wisdom Books. ISBN 978-0-941532-89-1
  • Dumoulin, Heinrich (2005), Zen Buddhism: A History. Volume 2: Japan. World Wisdom Books. ISBN 9780941532907
  • Yoshinori, Takeuchi (editor)(1999), Buddhist Spirituality. Later China, Korea, Japan and the Modern World. Delhi: Motilal Banarsidass Publishers Private Limited

Kritisch onderzoek
Overzicht

Ontstaan van Chán in China

  • Mcrae, John (2003), Seeing through Zen. Encounter, Transformation, and Genealogy in Chinese Chan Buddhism. The University Press Group Ltd . ISBN 9780520237988
  • Welter, Albert (2000), Mahakasyapa's smile. Silent Transmission and the Kung-an (Koan) Tradition. In: Steven Heine and Dale S. Wright (eds)(2000): "The Koan. Texts and Contexts in Zen Buddhism ". Oxford University Press
  • Schlütter, Morten (2008), How Zen became Zen. The Dispute over Enlightenment and the Formation of Chan Buddhism in Song-Dynasty China. University of Hawai'i Press. ISBN 978-0-8248-3508-8

Japan

  • Victoria, Brian Daizen (2006), Zen at War. Lanham e.a.: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (Second Edition)
  • Faure, Bernard (1991), The Rhetoric of Immediacy. A Cultural Critique of Chan/Zen Buddhism. Princeton, New Jersey: Princeton Universitu Press. ISBN 0-691-02963-6

Orientalisme en oost-west interactie

Overig

  • Charlotte Joko Beck (2003), Alle dagen Zen. Karnak, Amsterdam
  • D. Verstegen (2005), Zenboeddhisme, Uitgeverij Kok,
  • Nathan Wennegers (2006), De Stank van Zen, . Een leesbaar en kritisch boek over zelfkennis, persoonlijke ervaring en zenboeddhisme. Het is een non-conventioneel boek.
  • Batchelor, Stephen (2009), Boeddhisme zonder geloof. Rotterdam: Asoka (derde druk).
  • Willigis Jäger , Doris Zölls en Alexander Poraj (2010), Zen in de 21ste eeuw. Asoka

Bronteksten

Video

Referenties

  1. Cook, Francis Dojun (vertaler)(2003), The Record of Transmitting the Light. Zen Master Keizan's Denkoroku". Boston: Wisdom Publications
  2. Whalen Lai: Buddhism in China: A Historical Survey
  3. Red Pine (vertaler)(1993), Bodhidharma. De oorsprong van Zen. Amsterdam: Uitgeverij Karnak
  4. Snelling, John (1987), The Buddhist Handbook. A Complete Guide to Buddhist Teaching and Practice. London: Century Paperbacks
  5. Lankavatara Sutra: inleiding
  6. Lankavatara Sutra: tekst
  7. Gregory, Peter N. (1991), Sudden Enlightenment Followed by Gradual Cultivation: Tsung-mi's Analysis of Mind. In: Peter N. Gregory (editor)(1991), Sudden and Gradual. Approaches to Enlightenment in Chinese Thought. Delhi: Motilal Banarsidass Publishers Private Limited. Pagina 289-290
  8. Yampolski, Philip (1999), Ch'an. A Historical Sketch. In: Yoshinori, Takeuchi (editor)(1999), Buddhist Spirituality. Later China, Korea, Japan and the Modern World. Delhi: Motilal Banarsidass Publishers Private Limited. Pagina 3-23
  9. Dun, Ad van (vertaler)(1996), Huang Po. In eenheid zijn. Scholing in Zen-bewustzijn. Heemstede: Altamira. Nederlandse vertaling van oorspronkelijke Engelse vertaling door John Blofeld
  10. Platform Sutra
  11. McRae, John (2005), Introduction. In: Dumoulin, Heinrich (2005), Zen Buddhism: A History. Volume 1: India and China. World Wisdom Books. ISBN 9780941532891. Pagina xxxii - xxxiii
  12. Faure, Bernard (1991), The Rhetoric of Immediacy. A Cultural Critique of Chan/Zen Buddhism. Princeton, New Jersey: Princeton Universitu Press. ISBN 0-691-02963-6
  13. Whalen Lai: Ma-Tsu Tao-I And The Unfolding Of Southern Zen
  14. Mcrae, John (2003), Seeing through Zen. Encounter, Transformation, and Genealogy in Chinese Chan Buddhism. The University Press Group Ltd . ISBN 9780520237988. Pagina 19
  15. Mcrae, John (2003), Seeing through Zen. Encounter, Transformation, and Genealogy in Chinese Chan Buddhism. The University Press Group Ltd . ISBN 9780520237988
  16. George A. Keyworth, vertaling van directe overdracht
  17. Snelling, John (1987), The Buddhist handbook. A Complete Guide to Buddhist Teaching and Practice. London: Century Paperbacks
  18. D.T.Suzuki, in: Snelling, John (1987), The Buddhist handbook. A Complete Guide to Buddhist Teaching and Practice. London: Century Paperbacks. Pagina 186
  19. Victoria, Brian Daizen (2006), Zen at war. Lanham e.a.: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. (Second Edition)
  20. Zen without dirty hands?. De Tiltenberg, july 2000
  21. TheZenSite: Suzuki and the question of war
  22. Wetering, Janwillem van de (1971), De lege spiegel. Ervaringen in een Japans Zen klooster. Amsterdam: De Driehoek
  23. Suzuki, S. Zen-begin: eindeloos met Zen beginnen: ongedwongen gesprekken over Zen-meditatie en praktijk. Deventer: Ankh-Hermes, 1976. ISBN 9789020245530
  24. Kalupahana, David J. (1992),A history of Buddhist philosophy. Delhi: Motilal Banarsidass Publishers Private Limited
  25. Kapleau, Philip (1980(1965)), De drie pijlers van Zen. Leer, oefening en verlichting. Deventer: Ankh Hermes
  26. Jeff Shore: Eenworden en zijn zonder zelf[dode link]
  27. Jeff Shore: The constant practice of right effort[dode link]
  28. Tydeman, Nico (1991),Het temmen van de os. Amsterdam: Uitgeverij Karnak
  29. brad warner: I Am So Over This Buddhist Shit!
  30. How to do kinhin
  31. Zenhumor
  32. Sharf, Robert H. (1993), The Zen of Japanese Nationalism. History of Religions, Vol. 33, No. 1 (Aug., 1993), 1-43
  33. Sanbo Kyodan
  34. Mary Jaksch: The Road to Nowhere. Koans and the Deconstruction of the Zen Saga
  35. Weblog van David Chapman
  36. Stuart Lachs: The Zen-master in America
  37. James Myoun Ford: A Note On Dharma Transmission And The Institutions Of Zen
  38. Genpo Merzel disrobes
  39. Irina Almgren (2011), The myth of the all-wise zen-master and the irritating complexity of reality
  40. Hu Shih: Ch'an (Zen) Buddhism in China. Its History and Method
  41. Suzuki: A Reply to Hi Shih
  42. James D. Sellmann: A belated response to Hu Shih and D.T. Suzuki
  43. Sharf, Robert H. (1993), The Zen of Japanese Nationalism. History of Religions, Vol. 33, No. 1 (Aug., 1993), 1-43 Web-document van Sharf (1993)
  44. John H. Crook: The Place of Chan in Post-Modern Europe
  45. Kemmyō Taira Satō: D.T. Suzuki and the Question of War
  46. Robert H. Sharf: Whose Zen? Zen Nationalism Revisited
  47. Brian Daizen Victoria: The “Negative Side” of D. T. Suzuki’s Relationship to War
  48. Hori, Victor Sogen (2005), Introduction. In: Dumoulin, Heinrich (2005), Zen Buddhism: A History. Volume 2: Japan. World Wisdom Books. ISBN 9780941532907. Pagina xiii - xxi. Pagina xv
  49. McMahan, David L. (2008), The Making of Buddhist Modernism. Oxford University Press. ISBN 9780195183276
  50. McRae, John (1991), Shen-hui and the Teaching of Sudden Enlightenment in Early Ch'an Buddhism. In: Peter N. Gregory (editor)(1991), Sudden and Gradual. Approaches to Enlightenment in Chinese ThoughtDelhi: Motilal Banarsidass Publishers Private Limited.
Zie de categorie Zen Buddhism van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.