Zeeslag bij Camperduin

De Zeeslag bij Camperduin vond plaats op 11 oktober 1797 vlak na de Eerste Coalitieoorlog van de Franse Revolutie, tussen een Nederlandse vloot onder bevel van viceadmiraal Jan Willem de Winter en een Britse vloot onder admiraal Adam Duncan.

The Battle of Camperdown van Thomas Whitcombe, geschilderd in 1798.

Wat voorafging

Twee jaar voor de zeeslag, 1795, werd Nederland door Franse troepen bezet en riepen Nederlandse revolutionairen de Bataafse Republiek uit, een Franse vazalstaat. Dit stuitte op weinig tegenstand, omdat het nieuwe republikeinse systeem erg populair was onder de Nederlanders. De Nederlandse vloot (die nog steeds wel door Nederlandse zeelui werd bestuurd) werd door de Franse gezaghebbers gecommandeerd voor de Franse oorlogen.

In 1797 blokkeerde Duncan de Nederlandse vloot in Den Helder en Texel. Het lukte de Nederlandse vloot de landing van de Franse troepen in Ierland te dekken die gestuurd waren om de rebellen te ondersteunen. Terwijl Duncan zijn eskader beval om in Yarmouth op krachten te komen, maakten de Nederlanders van de gelegenheid gebruik om de Noordzee op te varen. De Britten, gealarmeerd door het schip Black Joke, begaven zich zo snel mogelijk naar de Noordzee.

De slag

De zeeslag vond plaats op de Noordzee, voor de kust van Camperduin, ten noordwesten van Alkmaar. De twee vloten ontmoetten elkaar op 18 mijl (zo'n 33 km) voor de Nederlandse kust, de Britten met 24 schepen en de Nederlanders met 25. In totaal bestond de Bataafse vloot uit 15 linieschepen (74-54 kanonnen, of stukken geschut), 1 geraseerd linieschip (44 stukken), 3 fregatten (44-32 stukken) en een zevental kleinere schepen.

De Britten vielen aan via een driekolomsaanval, een voorafspiegeling van de Zeeslag bij Trafalgar acht jaar later, met viceadmiraal Onslow die een divisie leidde met Monarch en Duncan met de Venerable aan het hoofd van een andere divisie. De Venerable brak door de Nederlandse linie en viel admiraal De Winters vlaggenschip, De Vrijheid, aan vanaf de lijzijde.

Aan boord van de Bataafse schepen werd de verdediging, ondanks het tactische overwicht van de Engelsen, voortvarend opgepakt. In de voorhoede bracht het linieschip Hercules (64 stukken), onder bevel van kapitein-luitenant Rijsoort, na twee volle lagen schroot afgevuurd te hebben op het Engelse linieschip Triumph (74 stukken, kapitein W.H. Essington), dat laatste schip bijna tot overgave. Slechts doordat een carronade-beschieting vanaf de Triumph de verschansing van de Hercules in vlam zette, wist Essington zijn schip te behouden. Ook de Beschermer verweerde zich hevig in de voorhoede, maar dit schip verliet betrekkelijk snel het strijdtoneel nadat kapitein Dooitze Eelkes Hinxt gewond was geraakt.

Het gros van de overige Bataafse schepen verzette zich eveneens met hand en tand. Tegen de overmacht en de nadelige tactische situatie waren zij echter niet opgewassen. In de achterhoede werden de linieschepen Delft (commandant vice-admiraal Gerrit Verdooren, 54/60 stukken), Alkmaar (56 stukken), Haarlem (68 stukken) en Jupiter (commandant viceadmiraal H. Reintjes, 72 stukken) en het fregat Monnickendam (44 stukken) ingehaald en overmeesterd. In het centrum van de Bataafse vloot werd De Vrijheid door vier Engelse schepen tegelijk aangevallen. De brandende Hercules was in dit deel van het strijdtoneel terechtgekomen en dreigde in aanvaring te komen met o.a. de Brutus (74 stukken) van schout-bij-nacht Johan Arnold Bloys van Treslong (1757-1824), die hierdoor verhinderd werd om De Winter te hulp te komen. Ook andere commandanten zagen geen kans of durfden niet met hun kapotgeschoten schepen De Vrijheid te ontzetten. De Winter verdedigde zich in totaal drie uur, waarna hij zijn tot wrak geschoten schip overgaf.

Na de slag

De Britten veroverden elf schepen inclusief de Jupiter en de Vrijheid (allebei 74 kanonnen) maar hadden zelf te veel schade om de overige te achtervolgen. Er vielen onder de Britten 220 doden en 812 gewonden; er vielen 540 doden onder de Nederlanders en 620 gewonden. Vele Nederlanders werden krijgsgevangen genomen.

Als resultaat van de zeeslag werd de Franse expeditie naar Ierland uitgesteld naar augustus 1798, waarna die afgelast werd vanwege slecht weer.

Vice-admiraal De Winter en zijn manschappen werden in december 1797 door de Britten op erewoord vrijgelaten. De Britse Royal Navy herdacht de zeeslag door vier schepen de naam HMS Camperdown te geven en zeven de naam HMS Duncan.

Portaal Marine
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.