William Petty (econoom)

William Petty FRS (27 mei 1623 - 16 december 1687) was een Engels econoom, arts en filosoof.

Sir William Petty

Hij trad voor het eerst op de voorgrond toen hij tijdens het bewind van Oliver Cromwell en de Engelse Gemenebest in Ierland diende. Hij ontwikkelde er efficiënte methoden om Iers land in kaart te brengen, dat in beslag moest worden genomen om Cromwells soldaten te betalen. Hij slaagde er ook in om onder koning Karel II en koning Jacobus II een prominente positie in te blijven nemen, net als vele anderen die onder Cromwell hadden gediend.

Leven en invloeden

Economic writings, 1899

Petty was een van de oprichters van de The Royal Society. Hij is geboren en ligt begraven in Romsey bij Southampton en was een tijdgenoot en vriend van Samuel Pepys.

Petty is het bekendst voor zijn werk op het gebied van de economische geschiedenis en statistiek. Van bijzonder belang waren Petty's uitstapjes naar de statistische analyse. Samen met het werk van John Graunt legde Petty's werk in de politieke rekenkunde de basis voor de moderne census-technieken. Bovendien geldt dit werk in de statistische analyse, zeker toen het verder werd uitgewerkt door schrijvers zoals Josiah Child, als een van de eerste delen van het moderne verzekeringswezen. Vernon Louis Parrington merkt hem aan als een vroege vertegenwoordiger van de arbeidswaardeleer zoals besproken in Treatise of taxes and contributions in 1662.[1]

In 1858 richtte Henry Petty-Fitzmaurice, 3e markies van Lansdowne, een van Petty's nakomelingen een gedenkteken met portret voor Petty op in de abdij van Romsey. Op dit gedenkteken staat de volgende tekst: "een ware patriot en een goede filosoof die, door zijn krachtige intellect, zijn wetenschappelijke werken en onvermoeibare ijver, een weldoener werd voor zijn familie en een sieraad voor zijn land". Op zijn grafzerk op de vloer van de zuidelijke kooromgang staat HERE LAYES SIR WILLIAM PETY ("Hier ligt Sir William Petty").

Vroege jaren

Petty's vader en grootvader waren lakenverkopers. Hij was een vroegrijp en intelligent kereltje. In 1637 werd hij scheepsjongen, maar na een beenbreuk aan boord werd hij in Normandië aan wal gezet. Na deze tegenslag verzocht hij in het Latijn om te mogen studeren bij de Jezuïeten in Caen. Hij voorzag in zijn onderhoud door les te geven in het Engels. Na een jaar - hij had inmiddels een grondige kennis van Latijn, Grieks, Frans, wiskunde en sterrenkunde opgedaan - keerde hij terug naar Engeland.

Na een vrij saaie periode bij de marine, verliet hij Engeland in 1643 om in Nederland te studeren. Daar ontwikkelde hij een interesse in de anatomie. Via een Engelse hoogleraar in Amsterdam werd hij de persoonlijke secretaris van Hobbes. Hierdoor kwam hij in contact kwam met Descartes, Gassendi en Mersenne. Nadat het schrijfinstrument voor kopiëren dat hij bedacht weinig succes had keerde hij in 1646 terug naar Engeland. Daar studeerde hij geneeskunde aan de Universiteit van Oxford. Hij raakte er bevriend met Hartlib en Boyle en werd lid van de Oxford Philosophical Club.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.