Willem van den Bogaerde de Merlebeke

Willem van den Bogaerde de Merlebeke (Brugge, 30 april 1750 - 15 januari 1839) was een Belgisch politicus en mecenas, ondersteuner van verenigingen die zich bekommerden om de Nederlandse taal.

Het wapen van den Bogaerde

Levensloop

Willem of Guillaume van den Bogaerde de Merlebeke behoorde tot de Brugse notabele en gedeeltelijk adellijke familie Van den Bogaerde.

Zijn ouders waren Donaas III van den Bogaerde (1717-1756) en Marie-Thérèse Damerin de Merlebeke (1717-1792). Donaas was een welvarende grootgrondbezitter. Zijn echtgenote was de erfdochter en laatste vrouwe van Merlebeke of Merelbeke, en ook van haar erfde Willem veel eigendommen, naast de heerlijkheid van Merlebeke, waarvan hij de naam bij de zijne voegde.

Hij had een broer, Andries van den Bogaerde (Brugge, 3 januari 1754 - 14 maart 1834), die in de Zilverstraat woonde en trouwde met Brunona de Heere. Via dit echtpaar behoren de Van den Bogaerdes tot de voorouders van koningin Mathilde. Brunona was een zus van Bruno de Heere de Beauvoorde (1757-1815), laatste schout van Brugge, en was een dochter van Jacques de Heere (°1680) en Marie-Jeanne de Peellaert.

Beide broers waren ook de stiefzoons van schout Valentin de Stappens de Harnes (1713-1777), met wie hun moeder in 1757 hertrouwde, nadat ze vroeg weduwe was geworden.

Hun oom was de belangrijke beleidsman van het Brugse Vrije, Andries-Lodewijk van den Bogaerde (1726-1799).

Willem trouwde in 1773 met Constance Van Hamme de Stampaertshoucke (Brugge, 1748-1837) en ze kregen zeven kinderen, onder wie Balthazar van den Bogaerde (1774-1824), die burgemeester werd van Oostkamp en vrijgezel bleef. Van de andere kinderen - Matthias (°1776), Maria (°1778), Thérèse (°1784), Caroline (°1785) en Willem (°1787) - waren er ongeveer geen nakomelingen, alvast geen mannelijke naamdragers.

Constance was de jongste dochter van Jan-Joris van Hamme de Stampaertshoucke (1697-1758) en Marie-Anna Jacopsen (1703-1774). Ze had twee broers, Mathias en Balthazar, die kanunnik waren in het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, een zus, Theresia, die intrad bij de rijke klaren, en een broer, François (1746-1820), die trouwde met Marie-Henriette Fourbisseur (1749-1839). Deze laatsten hadden twee dochters die trouwden met twee broers Van Zuylen van Nyevelt.

Willem kocht in 1783 het notabel huis Hof van Maldeghem op de Garenmarkt en woonde er met zijn gezin. In Oostkamp bezat hij (of huurde hij) het kasteel Macieberg als zomerverblijf.

Hij doorliep een curriculum van openbare functies, als volgt:

  • Van 1771 tot 1788 was hij gemeenteraadslid van Brugge, in een bestuur dat jarenlang, zonder verkiezingen, aanbleef.
  • In 1790 ondersteunde hij de Brabantse Omwenteling en was een van de bevelhebbers van het vrijwilligerskorps binnen de Sint-Jorisgilde.
  • In de korte periode van de eerste Franse overheersing (november 1792 - maart 1793) was hij (theoretisch althans) schout van Brugge en voorzitter van de Staten van Vlaanderen.
  • Tijdens de laatste Oostenrijkse periode (1793-1794) werd hij benoemd tot schepen ad vitam van het Brugse Vrije, wat korte tijd na de tweede Franse inval ongedaan werd gemaakt.

De familie Van den Bogaerde was aanwezig in de gemeente Oostkamp, waar ze heel wat eigendommen bezat. In de Hollandse tijd en tot in 1845 werd zelfs het wapen van de familie Van den Bogaerde aangenomen als het wapen van de gemeente Oostkamp. Willem bezat in deze gemeente onder meer een jeneverstokerij. Begin 1794 werd hij verkozen tot afgevaardigde voor de grote gelanden (een soort van 'Groot-Oostkamp') samen met Karel de Schietere de Caprijke. Deze functie verviel na de inlijving in de Franse Republiek.

Midden 1794 behoorde hij tot de notabelen die bij de aankomst van de Franse republikeinse troepen, op de vlucht sloegen. Hij kwam later terug.

Tijdens de revolutiejaren werd hij in de schatting van de fortuintoestand in 1796 opgegeven met een bezit van 500.000 livres. Hij slaagde erin om toch maar voor bescheiden bedragen te worden aangeslagen in de opeenvolgende speciale heffingen.

Na 1794 bleef hij volledig afzijdig van het openbaar leven en hield zich onledig met het aankopen van nationaal goed. Pas vanaf 1802 speelde hij opnieuw een rol, weliswaar niet meer in de politiek, maar in het culturele leven.

De Rederijkerskamer

Willem van den Bogaerde was actief in het verenigingsleven als:

In 1802 werd hij hoofdman van de opnieuw tot leven gekomen Rederijkerskamer van het Heilig Kruis, voortaan eerder bekend onder de gelaïciseerde naam van Kunst en Eendracht. Onder zijn leiding en vooral met zijn financiële ondersteuning kende de vereniging gloriedagen. De vergaderingen gingen door in de Koninklijke Kroon, eigendom van Willem van den Bogaerde in de Predikherenstraat, waar de hoofdman gratis een gildekamer ter beschikking stelde. Hij was ook de financier van de talrijke prijskampen die de kamer organiseerde, zowel wat betreft het drukken van oproepen tot deelname als voor het aankopen van toe te kennen prijzen.

Willem was onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden eveneens betrokken bij de

In tegenstelling tot andere leden van de familie vroeg hij geen opname in de adel aan, noch onder het Nederlands, noch onder het Belgisch koninkrijk.

Literatuur

  • J. J. GAILLIARD, Recherches historiques sur la chapelle du Saint-Sang, Brugge, 1846.
  • F. VAN DYCKE, Recueil héraldique de familles nobles et patriciennes de la ville et du franconat de Bruges, Brugge, 1851.
  • J. J. GAILLIARD, Bruges et le Franc, T. III, Brugge, 1859.
  • Karel DE CLERCK, Letterkundig leven te Brugge in de Hollandse Tijd, in: Spiegel der Letteren, 1963.
  • Werner BOUSSY, De gegoede stand te Brugge op het einde van de XVIIIe eeuw, licentiaatsthesis (onuitgegeven), Universiteit Gent, 1963.
  • Albert SCHOUTEET, Het rederijkersgilde van het Heilig Kruis te Sint-Michiels en te Brugge, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1969.
  • Yvan VANDEN BERGHE, Jacobijnen en traditionalisten, Brussel, 1972.
  • E. N. (Antoon VIAENE), Het korps volontairen van de St.-Jorisgilde, Brugge 1790, in: Biekorf, 1972.
  • Gerard FRANCHOO, Een onbekende gelukwens van de rederijkerskamer van het H. Kruis Sint-Michiels -Brugge, 1802, in: Biekorf, 1977.
  • Georges CLAEYS, Kroniek van Oostkamp, Oostkamp, 1985.
  • Andries VAN DEN ABEELE, In Brugge onder de acacia, Brugge, 1987.
  • Catherine D'HOOGHE, De huizen van het Zuidproosse te Brugge van ca. 1400 tot 1920, Brussel, 1997.
  • Andries VAN DEN ABEELE, Andries van den Bogaerde (1726-1799), in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 2002.
  • Geert TAVERNIER, De Oost- en West-Vlaamse voorouders van koningin Mathilde, Brugge, 2015 & 2018.
  • Marc CARLIER, De laatste Brugse rederijkers, Brugge, 2017.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.