Verkleinwoord

Een verkleinwoord of diminutief is een woord waarvan het achtervoegsel aangeeft dat het begrip dat ermee wordt aangeduid als klein moet worden gezien.

  • hond - hondje (= kleine hond)
  • huis - huisje (= klein huis)

Zelfstandig naamwoord

In het Nederlands wordt een verkleinwoord gevormd door achter het woord een suffix van het type -je, -tje, -mpje, -pje of -etje toe te voegen. In het Zuid-Nederlands zijn dit -kje, -ke, eke, -ske of -ie, afhankelijk van het naamwoord.

  • duimpje
  • kastje
  • huisje

Een verouderd verkleiningsachtervoegsel is -lijn, zoals in vogelijn, wat men in dichterlijke taal nog weleens tegenkomt.

In het Nederlands zijn alle verkleinwoorden onzijdig.

Bijvoeglijk naamwoord/bijwoord

Niet alleen zelfstandige naamwoorden kunnen worden verkleind, ook bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Het bijvoeglijk naamwoord wordt door de verkleining echter zelfstandig. Een bijwoord blijft bijwoordelijk. Opvallend is dat er dan een -s wordt toegevoegd.

  • bijvoeglijk naamwoord:
    • groen - groentje (hij is nog maar een groentje)
    • blauw - blauwtje (een blauwtje lopen)
  • bijwoord:
    • groen - groentjes (je ziet er groentjes uit)
    • zacht - zachtjes (zachtjes praten)
    • stil - stilletjes (hij is er stilletjes vandoor gegaan)

Verschillende betekenis

Sommige woorden hebben twee verkleinwoorden, elk met een eigen betekenis.

Verkleinwoorden zonder grondvorm

Er zijn ook verkleinwoorden die alleen als zodanig voorkomen. Er bestaat geen grondvorm zonder -je of die vorm is ongebruikelijk.

  • akkefietje
  • meisje
  • sprookje
  • poffertje(s)
  • rotje

Hetzelfde geldt voor verkleinwoorden in bepaalde staande uitdrukkingen, zoals kooltje vuur en boontje komt om zijn loontje.

Aparte betekenis

Soms krijgt een verkleinwoord een eigen betekenis, die zich zelfstandig van een niet verkleind woord ontwikkelt.

  • tien (= getal)
tientje (= geld)
  • ongeluk (= pech, of erger)
ongelukje (= ongewenste zwangerschap)
  • Afrikaan (= iemand uit Afrika)
afrikaantje (= een plantensoort)
  • spion (= iemand die spioneert)
spionnetje (= spiegel aan de buitenkant van een raam)
  • maan (= hemellichaam)
maantje (= het wit van je nagel)
  • meid (= dienstbode)
meisje (= jonge vrouw)
  • viool (= muziekinstrument)
viooltje (= bloem)

Geen verkleining

Een verkleinwoord hoeft niet altijd letterlijk op een verkleining te duiden:

  • buik - buikje (eufemisme: als van iemand gezegd wordt dat hij een buikje heeft, wordt bedoeld een dikkere buik dan wat gewoon wordt geacht).
  • nummer - nummertje (taboe omzeilend: nummertje betekent o.a. geslachtsgemeenschap)

Belangrijker is nog, dat verkleinwoorden vaak een affectieve functie hebben.

Andere talen

Duits

In het Duits eindigen de verkleinwoorden meestal op -chen (het equivalent van -je) of op -lein, wanneer het grondwoord op /ç/ of /χ/ eindigt. Zo is het gebruikelijke verkleinwoord van Baum ‘boom’ Bäumchen ‘boompje’, maar moet dat van Strauch ‘struik’ altijd Sträuchlein ‘struikje’ zijn; dit ter vermijding van een dubbele ‘ch’-klank. In het algemeen worden verkleinwoorden in het Duits minder frequent gebruikt dan in het Nederlands, maar het gebruik ervan is in principe steeds morfologisch mogelijk. Vaak kan een verkleinwoord ook een humoristisch effect hebben. De regel is dat een verkleinwoord waar mogelijk altijd een umlaut teweegbrengt. Dit is namelijk een productieve regel, die ook op nieuwvormingen wordt toegepast.

  • Fuchs ‘vos’ - Füchschen (/'fʏksçən/)
  • Buch ‘boek’ - Büchlein
  • Ball ‘bal’ - Bällchen
  • Bach ‘beek’ - Bächlein
  • Knopf ‘knop’ - Knöpfchen
  • Koch ‘kok’ - Köchlein
  • Bauer ‘boer’ - Bäuerchen (/'bɔɪəɐçən/)
  • Hallo! - Hallöchen! (ironisch gebruikt)

Waar umlaut niet mogelijk is, volgt eenvoudigweg een aanhechting van -chen of -lein. De klinker waarop umlaut wordt toegepast, bevindt zich best zo dicht mogelijk bij het verkleinsuffix: Gärtenchen en Äbendchen bijvoorbeeld klinken hoogst ongewoon en zullen doorgaans een ironisch effect hebben. Om dichterlijke of prosodische redenen kan men -lein gebruiken waar het normalerwijze -chen zou zijn — omgekeerd echter niet.

  • Die Vögelein schweigen im Walde. (Goethe)
  • ‘De vogelijns zwijgen in het woud’.

Ongebruikelijk is umlaut bij eigen- of koosnamen: Hugochen, Mariachen en Jungchen zijn gangbaar, Hugöchen, Mariächen en Jüngchen hebben een humoristische uitwerking.

Afrikaans

Het Afrikaans, dat uit het 17e-eeuwse Nederlands is voortgekomen, is bijna identiek aan het Nederlands in het gebruik van verkleinwoorden. De meest opvallende verschillen zijn dat Afrikaanse verkleinwoorden op -ie eindigen in in plaats van -e zoals in het Nederlands (vergelijk: "bietjie" en "beetje", "mandjie" en "mandje") en dat in het Afrikaans bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden geen verkleinwoorden kennen. Verkleinwoorden worden zeer vaak gebruikt in Afrikaans, nog vaker dan in het Nederlands.

Frans

In het Frans eindigen de verkleinwoorden op -et of -ette, -ot of -otte en -eau of -elle.

Spaans

In het Spaans eindigen de verkleinwoorden onder meer op -ito/-ita of -illo/-illa. Soms wordt een c tussengevoegd: Carmencita.

Ook bijvoeglijke naamwoorden kunnen verkleind worden: pequeñito, letterlijk ‘kleintjes’. Het zelfstandige verkleinwoord bonito ‘leuk’ is een versteende verkleiningsvorm van bueno ‘goed’.

Engels

In het Engels wordt weinig gebruikgemaakt van verkleinwoorden. De meeste verkleinwoorden zijn versteende vormen. De (bij benadering) zes achtervoegsels die als formans voor een verkleinwoord kunnen optreden, zijn meestal improductief (er kunnen geen nieuwe woorden meer mee worden gemaakt). Daarom valt te verdedigen dat het Engels de minste verkleinwoorden heeft van alle West-Germaanse talen. Het gebruik ervan neemt bovendien in hedendaags Engels verder af.

Diminutieven worden gevormd met de volgende achtervoegsels:

  • -let De betekenis is doorgaans ‘klein, van weinig belang’: bijvoorbeeld booklet ‘boekje, pamflet’, rivulet ‘stroompje, beekje’ (bij river), starlet ‘[film]sterretje’.
  • -ette De betekenis is ‘klein, gedrongen, weinig omvangrijk’: bijvoorbeeld cigarette ‘sigaret’ (bij cigar ‘sigaar’), kitchenette ‘minikeuken’.
  • -y (in sommige gevallen gespeld als -ie, een oorspronkelijk Schotse orthografie). De betekenis kan diminutief zijn, met name wanneer dit suffix achter eenlettergrepige namen wordt gevoegd: bijvoorbeeld Johnny ‘Jantje, Janke’, Annie ‘Antje, Annigje’. Vaak is er echter slechts een connotatie van gemeenzaamheid of vertedering: dearie of deary ‘liefje’, cabbie ‘taxichauffeur’ (bij cab ‘taxi’); baby, daddy ‘papa’, nighty ‘nachtpon’.
  • -ling De betekenis is diminutief in sommige plant- en diernamen: bijvoorbeeld duckling ‘eendje, eendenkuiken’, bij duck ‘eend’; sapling ‘jong boompje’, bij sap ‘sap; spint(hout)’; gosling ‘gansje, ganzenkuiken’, bij goose ‘gans’.
  • -kin De betekenis is verkleinend, bijna steeds in Nederlandse leenwoorden, bijv. manikin ‘ledenpop’, uit Nederlands mannekijn; catkin ‘wilgenkatje’, uit Ndl. katteken ‘katje, poesje’.
  • -le De betekenis is ‘klein’: bijvoorbeeld beetle ‘kever’, bij bite ‘bijten’ (een kever werd dus als bijtertje gezien), handle ‘handvat’.

Deze verkleiningsachtervoegsels worden doorgaans toegevoegd aan zelfstandige naamwoorden, maar ook andere woordsoorten komen in aanmerking (dearie, weakling ‘zwakkeling’ - bijvoeglijke naamwoorden; underling ‘ondergeschikte, handlanger’ - bijwoord of voorzetsel en beetle is verwant aan een werkwoord). Dit resulteert in een verkleinwoord dat uiteraard weer wél een zelfstandig naamwoord is.

Van deze zes achtervoegsels is eigenlijk alleen -y ~ -ie nog productief: met de andere verkleinsuffixen worden geen nieuwe vormen meer gemaakt, tenzij om een komisch of anderszins opvallend effect te bereiken. De meeste van deze achtervoegsels kunnen overigens ook een andere werking hebben dan een verkleinende: -ette kan het vrouwelijk geslacht aanduiden, -ling drukt soms minachting uit, -y familiariteit.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.