Terekayschildpad
De terekayschildpad[2] (Podocnemis unifilis) is een schildpad uit de familie Podocnemididae.[3] De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Franz Hermann Troschel in 1848.
Terekayschildpad IUCN-status: Kwetsbaar[1] (1996) | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||
Podocnemis unifilis Troschel, 1848 | ||||||||||||||
Afbeeldingen op | ||||||||||||||
Terekayschildpad op | ||||||||||||||
|
Uiterlijke kenmerken
De gemiddelde schildlengte bedraagt meestal niet meer dan 45 centimeter, met uitschieters tot bijna 70 centimeter, vrouwtjes worden iets groter dan mannetjes. De kleur van het schild is meestal donkergrijs tot zwart met een gele schildrand en enkele helder gele vlekken op de kop. Deze gele delen vormen geen strepen in tegenstelling tot veel andere soorten zoals de diadeemschildpad (Hardella thurjii). De nek van de terekayschildpad is niet opvallend lang maar wordt desondanks zijdelings teruggetrokken en past niet onder het schild. Het rugschild of carapax is enigszins plat van vorm maar heeft wel een duidelijk verhoogd middendeel. De randen van het schild lopen iets verder door naar beneden en bij oudere dieren worden de rugplaten bultiger. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door een dikkere en langere staart. Ook behouden ze een deel van de koptekening die ze als juveniel hebben, in tegenstelling tot de vrouwtjes.
Algemeen
De terekayschildpad komt voor in het noorden en midden van Zuid-Amerika, en is vrij sterk aan water gebonden. De schildpad komt er alleen uit om te zonnen en de eitjes af te zetten. De habitat bestaat uit moerassen, ondergelopen weilanden, bosranden en heidevelden in vochtige laaggelegen gebieden. Jongere dieren eten weleens vlees maar volwassen exemplaren zijn bijna volledig vegetarisch, en eten plantendelen of soms aas.
Bronvermelding
|