Symfonie nr. 6 (Tsjaikovski)
Symfonie nr. 6 in b-mineur, Pathétique, opus 74 uit 1893 is de laatste symfonie van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, en tevens zijn laatst voltooide werk. Hij droeg de symfonie op aan zijn neef Vladimir Davydov.
Symfonie nr. 6
| ||||
Componist | Pjotr Iljitsj Tsjaikovski | |||
Soort compositie | Symfonie | |||
Gecomponeerd voor | Symfonieorkest | |||
Toonsoort | b-mineur | |||
Opusnummer | 74 | |||
Compositiedatum | februari tot augustus 1893 | |||
Première | 28 oktober 1893 | |||
Opgedragen aan | Vladimir Davydov | |||
Duur | ca. 45 minuten | |||
|
Achtergrond
De zesde symfonie kan in zijn geheel beschouwd worden als een emotioneel geladen stuk, waarin klagende melodielijnen soms abrupt worden afgewisseld met heftige passages, of delen die aan een wals doen denken. De naam Pathétique is het Franse woord voor "tragisch". Het verwijst in eerste plaats naar de Pianosonate nr. 8 in c mineur, opus 13, van Ludwig van Beethoven, die de naam Sonate Pathétique draagt. In de eerste maten van de symfonie zijn motieven van deze pianosonate te herkennen.
Negen dagen na de première, die hij zelf dirigeerde, stierf de componist. Tsjaikovski was zeer tevreden over zijn werk. Hij beschouwde de Pathétique als zijn beste werk.[1]
Instrumentatie
De symfonie is geschreven voor een bezetting van 3 fluiten (waarvan een dubbelt op piccolo), 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, tuba, pauken, bekkens, grote trom, tamtam (ad libitum), eerste en tweede violen, altviolen, cello's en contrabassen. Soms wordt een basklarinet gebruikt om de fagotsolo in het eerste deel te spelen die met pppppp wordt aangeduid, om zo de gewenste zachtheid van het geluid te bereiken.
Delen
De compositie kent vier delen:
- Adagio - Allegro non troppo
- Allegro con grazia
- Allegro molto vivace
- Finale: Adagio lamentoso
Het eerste deel begint als een rustig adagio. Halverwege, na een korte fagotsolo waarvan de laatste noten worden aangeduid met pppppp, barst het gehele orkest plots uit in fortissimo en begint het allegro van het eerste deel. Het tweede deel doet als een wals aan, en is geschreven in de ongebruikelijke maatsoort 5/4. Deel drie, is zoals het al aangeeft, een levendig deel met soms kenmerken van een mars. Dit deel eindigt in een extatische uitbarsting van het gehele orkest met veel koperblazers en percussie. Het is daarom niet ongebruikelijk dat er na dit deel, tegen de ongeschreven wetten in, bij vergissing wordt geapplaudisseerd. Het vierde deel is een langzaam en aangrijpend deel, waarin het lijden van Tsjaikovski zelf als het ware doorklinkt. Met een serie dalende noten van de strijkers begint het als een klaagzang. Gedurende dit deel is er een hartslag hoorbaar, gespeeld door afgewisseld blazers of de contrabassen. Na een korte opleving luidt een zachte slag op de tamtam het noodlot in. De muziek sterft langzaam maar zeker uit. De hartslag, gespeeld door de contrabassen, vertraagt en dooft uit, waarmee de symfonie op een zeer kalme maar indringende wijze eindigt.
Klaus Mann
Symphonie Pathétique is ook de titel van een Duitstalige roman van Klaus Mann uit 1935, waarin de symfonie nr. 6 fungeert als centraal motief rond het innerlijk leven van Tsjaikovski, inclusief zijn vermeende zelfmoord.[2] Vanwege de homo-erotische inhoud moest Mann voor de Amerikaanse markt in 1948 een gekuiste versie maken.
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties
|