Straatverlichting

Straatverlichting oftewel openbare verlichting is te vinden langs de weg en op andere plaatsen in de openbare ruimte zoals in parken. In het donker is het van belang dat weggebruikers gevaarlijke verkeerssituaties ruim op tijd kunnen inschatten. Bovendien verhoogt goede straatverlichting het gevoel van sociale veiligheid.

Gaslamp in Polen

Geschiedenis van de straatverlichting

Middeleeuwen

In Londen werd in 1417 door burgemeester Sir Henry Barton bepaald dat gedurende de wintermaanden 'lanthorns' moesten worden opgehangen. In 1505 voerde de stad Amsterdam de verplichting in om na negen uur ’s avonds op straat een lantaarntje mee te dragen. In 1544 werd op de Zeedijk de eerste vaste kaarslantaarn geplaatst. Dit kan worden gezien als de voorloper van de openbare straatverlichting, maar de straatverlichting zoals wij die nu kennen dateert van later datum.

1600 - 1800

Als eerste stad begon Den Haag op 14 december 1570 met het aanbrengen van 33 straatlantaarns in de binnenstad. Dit aantal bleef decennialang gelijk. Amsterdam volgde bijna 100 jaar later in 1669 met het aanbrengen van straatverlichting, onder leiding van Jan van der Heyden. Deze had in 1663 een olielamp ontwikkeld waarvan het (gesloten) reservoir niet overliep door de warm wordende olie. Na een jaar waren daar al 1800 lantaarns geplaatst of opgehangen. Straatlantaarns waren in deze tijd gemaakt van eikenhout. In de achttiende eeuw werden straatlantaarns gemaakt van gietijzer.

1800 - 1900

Aan het eind van de 18e eeuw werkten Jan Pieter Minckeleers, Philippe Lebon en William Murdoch onafhankelijk van elkaar aan een lamp die op gas kon branden in plaats van petroleum, wat tot dan toe naast kaarsen de belangrijkste vorm van verlichting was. Maar al deze lampen moesten elke avond één voor één door een lantaarnopsteker worden aangestoken. De Londense straat Pall Mall was de eerste straat met vaste gaslampen.

Met de komst van elektriciteit konden meerdere straatlantaarns tegelijk worden bediend; een revolutionaire ontwikkeling. Later gingen veel steden over op tijdschakelaars: per wijk gingen de lichten automatisch aan of uit. In 1881 was Godalming in Engeland de eerste Europese stad met elektrische straatverlichting. Op het continent volgden in 1882 Neurenberg[1] en in 1884 Timișoara in Oostenrijk-Hongarije (thans Roemenië). De eerste Nederlandse plaats met elektrische straatverlichting was in 1886 Nijmegen[2] en in België was dat in 1887 Borgerhout[3], Ninove was de eerste Vlaamse stad die in 1890 integraal voor elektrische verlichting opteerde[4].

1900 - 2000

Amsterdam liet in 1916 elektrische straatverlichting aanleggen door de in de stad woonachtige Belgische vluchtelingen als werkverschaffingsproject. Begin twintigste eeuw verving de gloeilamp de gaslamp en de minder efficiënte elektrische lampen. Na de Tweede Wereldoorlog werden straatlantaarns gemaakt van staal en aluminium.

Na 2000

Sinds 2005 is led-verlichting voor de openbare ruimte bezig aan een opmars. In Ede werd toen een proef gestart met lantaarnpalen die voorzien zijn van leds als lichtbron. In 2016 was de gemeente Huizen de eerste gemeente in Nederland waar alle openbare verlichting door led-verlichting was vervangen. Led-verlichting biedt diverse voordelen ten opzichte van natriumlampen: de levensduur is met 50 000 uur langer, de kleurherkenning is beter en in veel gevallen is er geen sprake van strooilicht.

Anno 2010 wordt straatverlichting vaak ingeschakeld op basis van daglicht: bij het invallen van de schemering of bij slecht zicht gaan de lichten aan en als er weer voldoende licht is worden de lampen gedoofd. Daarnaast is er dikwijls de mogelijkheid de verlichting te dimmen op bepaalde tijden (bijvoorbeeld midden in de nacht) om energie te besparen en om flora en fauna te ontzien.

Sommige openbare verlichting functioneert door overdag via een zonnepaneel energie op te slaan in een accu om die in de nacht weer te gebruiken. Ze is geheel onafhankelijk van het elektriciteitsnetwerk.

Energieverbruik

Volgens een rapport van het ECN is de straatverlichting in Nederland goed voor ongeveer 1,5%[5] van het totale energieverbruik. Dit betekent dat een procentueel kleine besparing binnen dit toepassingsgebied een eerder beperkte totaalbesparing oplevert. Niettemin is het belangrijk in alle energiesectoren inspanningen te leveren om het stroomverbruik te beperken. Overheidsinstanties komen daarom met enige regelmaat met projecten die er toe moeten leiden dat verdere besparingen gerealiseerd worden.

De belangrijkste anno 2014 gepropageerde vormen van energiebesparing:

  • Toepassen van gerichtere verlichting met energiezuinige armaturen zoals ledverlichting.
  • Uitschakelen van verlichting op bepaalde plaatsen.
  • Nauwkeuriger schakelen, dus als het inderdaad ook donker wordt. Een besparing van enkele minuten per dag levert per jaar al een grote besparing op.

Milieu

Naast het energieverbruik en de daarmee gepaard gaande milieuverontreiniging veroorzaakt de grote hoeveelheid verlichting in de openbare ruimte en op snelwegen ook lichtvervuiling. Hierdoor ondervinden dieren en planten overlast. Ook is door de verstrooiing van licht van de lichtbronnen en verlichte oppervlakken naar de hemel in grote delen van de wereld de sterrenhemel niet meer in zijn oorspronkelijke glorie te zien. In 43% van Nederland en 51% van België kan men daardoor de Melkweg niet meer zien.[6] De nieuwste modellen van straatlampen voorkomen de verspreiding van het licht boven de armatuurhoogte waardoor het lichtpollutieprobleem de komende jaren zou kunnen gaan afnemen. Sinds 2011 wordt de verlichting op de Belgische snelwegen 's nachts gedoofd. Enkel bij gevaarlijke meteorlogische omstandigheden zal ze nog aangezet worden.

Het risico op een toename van lichtvervuiling is door de komst van led-verlichting niet geweken, juist omdat de lichtopbrengst veel hoger is bij gelijkblijvende verbruikskosten. Onderzoekers berekenen dat bij gebruik van wit licht (4000 Kelvin of hoger) de lichtvervuiling nog met 2.5 keer kan toenemen door het extra aandeel blauw licht.[7]

Uitvoering

Straatverlichting met lagedruk natriumlampen (SOX) in Schiedam

Meestal wordt gebruikgemaakt van lantaarnpalen waarop armaturen gemonteerd zijn. De armaturen kunnen boven op de paal (een zogenaamde paaltopper) of aan een uithouder gemonteerd zijn. Paaltoppers zijn vaak lager (4 tot 6 meter) en worden in verkeersluwe woonwijken en parken gebruikt. Palen met uithouders worden gebruikt als een rijbaan verlicht moet worden.

Lichtmasten zijn vaak gemaakt van staal of aluminium. Stalen masten zijn sterker, de buigzame aluminium masten verkleinen de kans op letsel in geval van een aanrijding bij hogere snelheden, daarom plaatst men tegenwoordig steeds meer aluminium masten.

Verlichtingsbronnen

Na de kaarsen, petroleumlampen en gaslampen kwamen gloeilampen als eerste elektrische lampen in gebruik. Later werd overgegaan op natriumlampen. Eerst de lagedruk-natriumlampen van het type SOX, later de hogedruk-natriumlampen van het type SON. Het voordeel van een type SON ten opzichte van SOX is dat de eerste een betere kleurweergave heeft. Het type SOX is echter de lamp met het beste rendement. Deze lampen zijn veel efficiënter dan gloeilampen, maar stralen een oranjekleurig licht uit, waardoor kleurherkenning minder goed mogelijk is. Daarom worden binnen de bebouwde kom vaak fluorescentielampen van het type PL of PLL gebruikt of metaalhalide lampen. Deze lampen stralen wit licht uit, waardoor kleurherkenning wel mogelijk is. Dit komt de sociale veiligheid ten goede.

In verband met de verbetering van de kleurherkenning worden de SOX-lampen tegenwoordig bijna overal vervangen door SON-lampen zodra de armatuur aan het einde van de levensduur is. Nog een reden voor het plaatsen van de SON-lampen is de mogelijkheid tot dimmen. Dit met de kijk op de toekomst, waarin er naar alle waarschijnlijkheid steeds meer dim-installaties worden geplaatst als aansturing van de straatverlichting. Dimmen is met de SOX-lamp niet mogelijk. De SOX-lamp heeft echter nog altijd het hoogste specifieke lichtstroom (tot 200 lm/W) van alle type lampen die gebruikt worden in straatverlichting. (SON tot 143 lm/W).

Een type lamp dat vroeger ook veel in de straatverlichting gebruikt was is de hogedruk-kwiklamp (Philips HPL-N/HPL-4). Deze lampen hebben een spectrum waarbij de nadruk ligt op blauw. Daarom hebben voorwerpen die te zien zijn onder een hogedruk-kwiklamp ook vaak een blauwe waas. De kleurweergave van HPL-lampen ligt tussen de Ra50-Ra65. Hogedruk-kwiklampen zijn echter niet zo efficiënt als lagedruk-kwiklampen (tl-buizen). HPL lampen hebben een specifieke lichtstroom van tussen de 40-54 lm/W. Tl-buizen hebben een specifieke lichtstroom van 100-110 lm/W (T5).

Philips heeft een lamptype, gebaseerd op de SON, die wel wit licht straalt. Deze lampen, van het type CDO en CDM hebben net zo een grote lichtstroom als de SON-lamp. Het voordeel ten opzichte van de SON is de kleurweergave van Ra>80 voor CDO, en Ra>90 voor het type CDM. Ook de specifieke lichtstroom en dus de efficiëntie is vrijwel gelijk aan de efficiëntie van tl-verlichting.

Zie de categorie Street lights van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.