Prinsbisdom Toul
Het prinsbisdom Toul was een tot de Boven-Rijnse Kreits behorend bisdom binnen het Heilige Roomse Rijk.
Évêché de Toul Fürstbistum Tull Principauté de Toul | |||||
Onderdeel van het Heilige Roomse Rijk | |||||
| |||||
| |||||
Kaart | |||||
15e eeuw, rijksstad Toul in violet | |||||
Algemene gegevens | |||||
Hoofdstad | Toul | ||||
Talen | Frans, Duits, Latijn | ||||
Religie(s) | Rooms-katholiek tot 1552 daarna Protestants | ||||
Regering | |||||
Regeringsvorm | Prinsbisdom |
Mogelijk bestond het bisdom Toul al in de vierde eeuw. In de Frankische tijd werd het bij de kerkprovincie Trier gevoegd. In 1261 kocht de bisschop het graafschap Toul. Nadat de voogdij in 1286 aan het hertogdom Lotharingen was gekomen, verloor de bisschop veel van zijn wereldlijke macht. De stad Toul ontwikkelde zich tot vrije rijksstad en de bisschop verlegde zijn zetel naar Liverdon. Het domkapittel had weinig invloed, want tot het einde der middeleeuwen benoemde de paus de bisschop rechtstreeks.
In 1552 droegen de protestantse rijksvorsten onder leiding van Maurits van Saksen in het verdrag van Chambord het rijksvicariaat over de rijkssteden Metz, Toul en Verdun wederrechtelijk over aan de koning van Frankrijk, Hendrik II van Frankrijk. Frankrijk bezette daarop de drie steden en maakte vervolgens van de drie prinsbisdommen een protectoraat. In paragraaf 70 van de Vrede van Münster van 1648 stond de keizer de drie bisdommen en de drie rijkssteden definitief aan Frankrijk af.
Gebied
Het gebied bestond uit zes voogdijen, waaronder:
- Liverdon (aan de Moezel)
- Vichery
Regenten
- 794- 813: Wannich
- 814- 846: Frodhar
- 846- 871: Arnulf
- 872- 894: Arnwalt
- 895- 905: Ludhelm
- 907- 921: Drogo
- 922- 962: Sint Goslin
- 963- 994: Sint Gerhard I
- 994- 995: Stefaan van Lunéville
- 995- 996: Robert
- 996-1018: Berthold
- 1020-1026: Herman
- 1026-1051: Bruno van Egisheim (later paus Leo IX)
- 1052-1069: Udo (zoon van Ricuin van Lotharingen)
- 1070-1107: Poppo
- 1108-1126: Richwin van Commercy
- 1118-1124: Koenraad I van Schwarzenburg (tegenbisschop)
- 1127-1167: Hendrik I van Lotharingen
- 1168-1191: Peter I van Brixei
- 1191-1197: Otto I, graaf van Vaudemont
- 1197-1206: Matthias van Lotharingen (overleden in 1217)
- 1210-1217: Reinhald van Senlis
- 1217-1219: Gerhard, graaf van Vaudemont (elect)
- 1219-1228: Otto II van Sorcy
- 1229-1230: Garinus
- 1230-1252: Rudgar (Roger) van Marcey
- 1253-1271: Aegidius (Gilles) van Sorcy
- 1272-1296: Koenraad II Probus
- 1297-1305: Jan I van Sierck (1288-1296: bisschop van Utrecht)
- 1305-1305: Guido de Pernes
- 1306-1307: Otto III van Grandson (1307-1309: bisschop van Bazel)
- 1308-1309: Otto IV Colonna
- 1310-1320: Jan II d'Arzillières
- 1320-1330: Amadeus III van Genève-Toul
- 1330-1353: Thomas van Bourlemont
- 1353-1361: Bertrand de la Tour
- 1361-1363: Peter II de la Barrière
- 1363-1372: Jan III van Huy
- 1373-1384: Jan IV van Neuchâtel
- 1384-1385: Sewin van Florence
- 1385-1398: Jan IV van Neuchâtel (opnieuw administrator)
- 1399-1409: Philippe de la Ville-sur-Illon
- 1409-1436: Hendrik II de la Ville-sur-Illon
- 1437-1449: Lodewijk van Haraucourt (1430-1437/1449-1456: bisschop van Verdun)
- 1449-1460: Willem van Filâtre (1437-1449: bisschop van Verdun)
- 1460-1460: Jan IV van Chevrot (1437-1460: bisschop van Doornik)
- 1460-1495: Anton I van Neuchâtel
- 1496-1506: Ulrich I van Salm-Blankenburg
- 1506-1517: Hugo van Hazards
- 1517-1524: Jan VI van Lotharingen-Guise (1523-1544: bisschop van Verdun; 1505-1550: bisschop van Metz)
- 1526-1532: Hector d'Ailly-Rochefort
- 1532-1537: Jan VI van Lotharingen-Guise (opnieuw)
- 1537-1542: Anton II van Pelegrin
- 1542-1543: Jan VI van Lotharingen-Guise (opnieuw)
- 1543-1565: Toussaint van Hocedy
- 1656-1580: Peter III van Lotharingen-Châtelet
- 1580-1587: Karel van Lotharingen-Mercoeur (1584-1587: bisschop van Verdun)
- 1588-1607: Christoph de la Vallée
- 1609-1624: Jan VII de Porcelet de Maillane
- 1625-1634: Nikolaas Frans van Lotharingen
- 1634-1637: Karel Christiaan van Gournai
- 1643-1645: Paul Fiesco uit Genua
- 1645-1645: Jacques Lebret
- 1645-1656: vacant
- 1656-1675: André de Saussay