Pieter Johan van Berckel

Pieter Johan van Berckel (Rotterdam, januari 1725Newark, 27 december 1800) was een burgemeester van Rotterdam en de eerste Nederlandse gezant in de Verenigde Staten van Amerika.[1] Van Berckel bleef formeel deel uitmaken van de Rotterdamse regering. Op 30 januari 1788 werd hij door de Staten-Generaal der Nederlanden of Willem V ontslagen als lid van de Rotterdamse vroedschap. Van Berckel is nooit meer teruggekeerd naar Rotterdam en kan als vluchteling worden beschouwd.[2]

Pieter Johan van Berckel

Biografie

Pieter Johan van Berckel was een zoon van Engelbert van Berckel, bewindvoerder van de VOC Kamer Rotterdam, en van Theodora Petronella van Hogendorp. Hij werd op 21 januari 1725 gedoopt in de Laurenskerk te Rotterdam. Zowel zijn vader als zijn moeder kwamen uit bekende Rotterdamse regentengeslachten. Pieter Johan studeerde rechten aan de Universiteit van Utrecht. Zijn bestuurlijke loopbaan begon in 1745 met een benoeming tot secretaris van de Rotterdamse vredemakerskamer. Hij trouwde op 11 mei 1757 te Rotterdam met Geertruid Margaretha du Bois (1736-1803), dochter van Franco Daniël du Bois, bewindvoerder van de WIC en Ignatia Maria Visch. Zij kregen zeven kinderen.[3]

Mogelijk kocht hij op 6 juli 1757 hij de heerlijkheden Uitwijk en Nederveen maar waarschijnlijker is dat hij de heerlijke rechten via zijn vrouw verkreeg. In 1760 werd hij lid van de vroedschap van Rotterdam waarin hij een reeks van verschillende functies bekleedde. Als koopman stichtte hij in 1769 een comptoir van negotie om leningen te verstrekken aan planters in Suriname en Demerara.[4] In 1781 en 1782 was hij burgemeester van Rotterdam. Als gedeputeerde ter dagvaart” vertegenwoordigde hij een aantal malen Rotterdam bij de vergaderingen van de Staten-Generaal. In die rol zal hij zeker hebben bijgedragen aan de erkenning van de Verenigde Staten van Amerika in april 1782. Hij was een broer van Engelbert François van Berckel, pensionaris van Amsterdam, een van de woordvoerders van de patriotten.

Van Berckel als eerste buitenlandse gezant in de V.S.

Op 4 maart 1783 werd Van Berckel benoemd tot de eerste minister plenipotentiaris in Amerika. Zijn verkiezing had enige voeten in de aarde, vanwege een prinsgezinde tegenkandidaat. Van Berckel vertrok rond 25 juni op de Overijssel naar Philadelphia,[5] begeleid door Gijsbert Karel van Hogendorp, Carel de Vos van Steenwijk en Johan Willem Simon van Haersolte, dienstdoend als officier of als passagier op een van de vier schepen, waaruit het smaldeel bestond.[6] Van Berckel had schriftelijk laten weten dat hij een koets met zes paarden nodig had, en twee Amsterdamse kooplieden zou meenemen die geld wilden investeren in de Bank of Pennsylvania.[7] Op 11 oktober kwam hij aan en werd ondergebracht in de beste herberg van de stad.

Van Berckel en de zware afvaardiging uit de Republiek was vijftien weken onderweg geweest vanwege slechte weer voor de kust. Een van de vier schepen, het oorlogsschip De Erfprins, in 1770 voor de Admiraliteit van Amsterdam een gebouwd, raakte lek 25 mijl voor Cape Cod.[8] Het verloor twee masten in een storm en dobberde negen weken op zee voor de kust.[9] Het schip is op 25 november 1783 in de Atlantische Oceaan gezonken en uiteindelijk zijn 40 van de 350 opvarenden gered door een Amerikaanse brik.[10]

Nassau Hall

Van Berckel was zwaar beledigd dat er geen koets en paarden klaar stonden, er geen huis voor hem beschikbaar was en dat het congres vertrokken was uit Philadelphia. Princeton was sinds vier maanden de hoofdstad van de VS, een dorp met slechts 75 huizen, maar met meerdere goede herbergen voor de 22 congresleden.[11][12] Van Berckel bracht de nacht door bij de plaatselijke dominee. De plechtigheid werd een dag uitgesteld door de president Elias Boudinot, een zilversmid, vanwege de voorbereidingen. Van Berckel overhandigde op zaterdag 31 oktober zijn geloofsbrieven aan het Congres van de Confederatie in Nassau Hall, tegenwoordig de bibliotheek van de Universiteit van Princeton.

Op 3 december 1784 arriveerde Van Berckel in Trenton (New Jersey). Trenton was tijdelijk hoofdstad van het land, maar verloor die positie omdat de zuidelijk staten een voorkeur hadden voor een locatie ten zuiden van de Mason-Dixonlijn. Op 11 januari 1785 ontmoette hij John Jay, de allereerste minister van Buitenlandse Zaken, en een fel tegenstander van slavernij.[13] In een brief aan Jay van 13 februari 1785 zette Van Berckel zijn visie op de Keteloorlog uiteen.[14]

In 1788 legde hij zijn ambt neer en werd in 1789 opgevolgd door zijn zoon Franco Petrus, naar het zich laat aanzien een ijdeltuit.[15] Hij betrok een representatieve woning op Wall Street.[16]

Familiewapen

In blauw: drie gouden sterren. Helmteken: een gouden ster tussen twee olifantstrompen. Schildhouders: twee aanziende wildemannen van natuurlijke kleur, in de buitenste hand een bij de voet geplaatste knots houdende. Wapenspreuk: Stella duce (onder leiding van de ster).

Carel de Vos van Steenwijk legde verslag van zijn grand tour en beschreef de bezoeken aan en met Van Berckel.[17]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.