Passé composé

De passé composé is een werkwoordsvorm in de Franse taal. Hij drukt de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) uit.

Vorming

Een passé composé wordt gemaakt door een vorm van een hulpwerkwoord met daarachter een voltooid deelwoord. Er is vaak verwarring rond de vorming van het voltooid deelwoord (participe passé) in het Frans.

Het hulpwerkwoord is op een aantal uitzonderingen na altijd avoir ('hebben') en vervoegt zich naar het onderwerp.

Uitzonderingen

Het hulpwerkwoord is altijd avoir. Er zijn echter twee uitzonderingen:

1) Alle wederkerende werkwoorden worden met être ('zijn') vervoegd.

Voorbeeld: Hij heeft zich geschoren - Il s' est rasé

2) Er is een groep uitzonderingen die ook met être vervoegd worden (het 'être-huis'). De meeste werkwoorden in deze groep drukken een beweging uit. Het gaat om de volgende werkwoorden (en werkwoorden met deze werkwoorden als deel daarvan, bijvoorbeeld revenir, maar niet prévenir - il m'a prévenu):

  • aller
  • arriver
  • entrer
  • monter
  • mourir
  • devenir
  • rester
  • rentrer
  • descendre
  • partir
  • sortir
  • naître
  • passer
  • tomber
  • venir
  • retourner

Voorbeelden:

  • Ik ben gekomen - Je suis venu(e)
  • Jij bent gegaan - Tu es allé(e)

(de -e komt er alleen bij als het onderwerp vrouwelijk is; als het onderwerp mannelijk meervoud is, komt er achter het voltooid deelwoord een -s bij; als het vrouwelijk meervoud is, komt er -es bij)

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.