Palaeobatrachus
Palaeobatrachus is een geslacht van uitgestorven kikkers uit het Eoceen en Mioceen.
Palaeobatrachus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend Fossiel voorkomen: Eoceen tot Mioceen | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||
| ||||||||||
Geslacht | ||||||||||
Palaeobatrachus Tschudi, 1839 | ||||||||||
Typesoort | ||||||||||
Palaeobatrachus occidentalis | ||||||||||
soorten | ||||||||||
| ||||||||||
Afbeeldingen Palaeobatrachus op | ||||||||||
|
Kenmerken
Soorten uit dit geslacht hadden een relatief brede schedel in de vorm van een gotische boog. Hun lichaam was relatief groot, variërend van 8 tot 10 cm lang en het vrouwtje was meestal groter dan het mannetje (seksueel dimorfisme).
Leefwijze
Dankzij hun gestroomlijnd lichaam en hun krachtige poten met zwemvliezen konden deze kikkers heel goed zwemmen. Ze leefden permanent in zoet water. Dankzij de zakvormige longen aan de rugzijde van het lichaam konden ze gedurende lange perioden onder water blijven. Ze bewoonden doorstroomgebieden of moerassen waar bruinkoolafzettingen werden gevormd. Ze leefden waarschijnlijk van kleine kreeftachtigen, insectenlarven en kleine vissen.
Ontwikkeling
Deze kikkers behoorden tot een zijtak in de evolutie van de belangrijkste ontwikkelingslijn van de kikkers. Het gedrag en de levenswijze vertoonden overeenkomsten met die van de huidige klauwkikker (Xenopus laevis).
Vondsten
Vondsten zijn gedaan in Europa (België en Frankrijk) en Noord-Amerika (Montana en Wyoming). Deze diersoort is in grote aantallen bewaard gebleven in zoetwaterafzettingen. Zelfs kikkervisjes zijn in een vrij goede staat bewaard gebleven.
Bronnen, noten en/of referenties
|