Zitbeen
Het zitbeen,[1] os ischii[2] of ischium vormt samen met het darmbeen (os ilium) en schaambeen (os pubis), door volledige onderlinge vergroeiing, het heupbeen (os coxae).
Naamgeving
Het Oudgrieks ἴσχιον íschion heeft meerdere betekenissen.[3] Zo werd ἴσχιον gebruikt voor de heup,[3] het heupgewricht[4][5] en in het meervoud ἴσχια als het vlees rondom de heupen.[3] Bij Aristoteles wordt ἴσχιον gebruikt voor het zitvlak[3]. Het begrip ἴσχιον als zitbeen zoals we het nu kennen en niet als heupbeen komt bij de Griekse arts Galenus voor.[4]
Literatuurverwijzingen
- Broek, A.J.P. van den, Boeke, J & Barge, J.A.J (1954). Leerboek der beschrijvende ontleedkunde van de mens. Deel I. Geschiedenis der ontleedkunde, bewegingsorganen, vaatstelsel (8ste druk). Utrecht: N.V. A. Oosthoek’s Uitgeverij Mij.
- Federative Committee on Anatomical Terminology (FCAT) (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme
- Triepel, H. (1910). Die anatomischen Namen. Ihre Ableitung und Aussprache. Mit einem Anhang: Biographische Notizen.(Dritte Auflage). Wiesbaden: Verlag J.F. Bergmann.
- Hyrtl, J. (1880). Onomatologia Anatomica. Geschichte und Kritik der anatomischen Sprache der Gegenwart. Wien: Wilhelm Braumüller. K.K. Hof- und Unversitätsbuchhändler.
- Liddell, H.G. & Scott, R. (1940). A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. Oxford: Clarendon Press.
This article is issued from
Wikipedia.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.