Oeradel

De oeradel bestaat uit families die geen verheffing in de adelstand is verleend zoals de latere briefadel.

In Duitsland geldt een familie als Uradlig als deze voor 1350 als adellijk wordt vermeld in een leenboek (liber feodorum) als miles of met naam en adelsrang wordt vermeld en deze sindsdien nergens (opnieuw) bevestigd of vernieuwd is. In het Duitse rijk (voor 1918) bestonden graven en baronnen van wie de titel dermate oud was dat deze geen oorkonde behoefden om tot de hoge adel te worden gerekend.

Oeradellijke titels

Een aantal adellijke titels is voortgekomen uit functies. Aan het hof van Karel de Grote waren graven met allerlei taken benoemd. Toen deze graven zich losmaakten van het steeds zwakkere gezag van de keizer werden zij een bestuurslaag en een categorie binnen de adel.

Ook buiten het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie waren de edelen ooit allen ridders. Het ging om beroepsmatige cavaleristen. Bij toernooien en het verlenen van functies en orden werd door een afgelegde eed of een voorouderproef (Duits:"Ahnenprobe") vastgesteld of een persoon werkelijk tot de sinds de 12e eeuw gesloten adelstand behoorde.

Later trad een stratificatie, een uitsplitsen in rangen op, waarbij de edelen de titel van baron, burggraaf, graaf, markies en hertog aannamen. De laagste en oorspronkelijk enige adellijke rang, de ridder, kreeg steeds minder aanzien. In de 19e eeuw lieten de ridders in de Zuidelijke Nederlanden de titel daarom vallen. De Spaanse hidalgo, ook een ridder, zakte weg in de boerenstand. Velázquez bewees zijn adeldom, nodig om een Ridder in de Orde van Santiago te kunnen worden, nog door te bewijzen dat zijn beide grootvaders vrijgesteld waren van de belastingen. Van adelsbrieven en stambomen was geen sprake, men stelde vast tot welke stand men behoorde.

De oeradellijke Sires de Coucy weigerden ondanks hun macht en rijkdom een baroniale of grafelijke titel; "heer" was duidelijk genoeg om hun adeldom en positie aan te duiden. Ook in Schotland hebben oeradellijke baroniale families een verheffing tot graaf geweigerd.

De Almanach de Gotha, een zeer betrouwbare adelsalmanak, legt de grens tussen de oeradel en de briefadel min of meer arbitrair in het jaar 1350. Alleen van geslachten van ná dat jaar is immers aan te tonen dat de adeldom door keizer of paltsgraaf verleend is[1]. Oudere adellijke families bezitten geen documenten als adelsbrieven en diploma's en misschien zijn die er ook nooit geweest. De oeradellijke en briefadellijke families staan in verschillende almanakken opgesomd.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.