O alte Burschenherrlichkeit
O alte Burschenherrlichkeit is een uit de eerste helft van de negentiende eeuw stammend Duits studentenlied, dat ook in Nederland en Vlaanderen een zekere populariteit genoot en nog steeds binnen bepaalde studentenverenigingen wordt gezongen.
![](../I/m/De_Schauenburg_Allgemeines_Deutsches_Kommersbuch_128.jpg)
Omschrijving
Het lied is een weemoedige terugblik van iemand op zijn studententijd. De oorspronkelijke titel van het lied luidt dan ook: Rückblick eines alten Burschen (Terugblik van een oude student). Het lied werd ook in het Zweeds vertaald (als O, gamla klang- och jubeltid) en wordt in Zweden nog steeds gezongen.
Kunstuitingen
Omdat de liedtitel in Duitsland een algemene bewoording voor de heimwee naar het traditionele studentenleven is geworden wordt de titel ook gevonden in de literatuur als boektitel, als titel voor grafiekkunst en tekenwerk. Tevens is er in de twintigste eeuw tweemaal een bioscoopfilm uitgebracht in Duitsland onder deze titel. In 1925 regisseerde Helene Lackner een stomme film in zwart-wit naar scenario van Eugen Rex. In 1930 kwam er een geluidsfilm uit onder regie van Rolf Randolf naar een scenario van Georg G. Klaren.
Nederland
In Nederland wordt het lied in Utrecht gezongen voor de honorair senatoren van Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina. In de stad Groningen wordt het traditioneel ten gehore gebracht aan het einde van de afstudeerborrel van een van de leden van de rooms-katholieke studentenvereniging Albertus Magnus. Ook bij de Rotterdamse studentevereniging Het Rotterdamsch Studenten Gezelschap wordt het lied bij het afstuderen door de niet afgestudeerde leden ten gehore gebracht.
Tekst
De tekst van het lied luidt:
- O alte Burschenherrlichkeit,
- Wohin bist du entschwunden,
- Nie kehrst du wieder goldne Zeit,
- So froh und ungebunden!
- Vergebens spähe ich umher,
- Ich finde deine Spur nicht mehr.
- O jerum, o quae mutatio rerum
- Den Burschenhut bedeckt der Staub,
- Es sank der Flaus in Trümmer,
- Der Schläger ward des Rostes Raub,
- Erblichen ist sein Schimmer.
- Verklungen der Kommersgesang,
- Verhallt Rapier- und Sporenklang.
- O jerum, o quae mutatio rerum
- Wo sind sie, die vom breiten Stein
- Nicht wankten und nicht wichen,
- Die ohne Moos bei Scherz und Wein,
- Den Herrn der Erde glichen?
- Sie zogen mit gesenktem Blick
- In das Philisterland zurück.
- O jerum, o quae mutatio rerum
- Da schreibt mit finsterem Amtsgesicht
- Der eine Relationen.
- Der andere seufzt beim Unterricht,
- Und der macht Rezensionen;
- Der schilt die sünd'ge Seele aus
- Und der flickt ihr verfallnes Haus.
- O jerum, o quae mutatio rerum
- Allein das rechte Burschenherz
- Kann nimmermehr erkalten,
- Im Ernste wird, wie hier im Scherz,
- Der rechte Sinn stets walten;
- Die alte Schale nur ist fern,
- Geblieben ist uns doch der Kern,
- |: Und den lasst fest uns halten. :|
- Drum Freunde reichet euch die Hand,
- Damit es sich erneure,
- Der alten Freundschaft heil'ges Band,
- Das alte Band der Treue.
- Klingt an und hebt die Gläser hoch,
- Die alten Burschen leben noch,
- |: Noch lebt die alte Treue. :|
Vrije vertaling van de eerste strofe
- O, oude studententijd
- Waarheen bent U gevlogen
- Nooit keert U weder, gouden tijd
- Zo vrij en ongebonden
- Vergeefs kijk ik om mij heen
- en vind Uw spoor niet meer
- Och heden (of: o jeetje), och wat een verandering der dingen