Nederrijnse Bocht

De Nederrijnse Bocht (Duits: Niederrheinische Bucht) is een laagvlakte in het westen van de Duitse bondsstaat Noordrijn-Westfalen. De laagvlakte behoort tot het Noord-Duitse Laagvlakte en grenst zuidelijk en oostelijk respectievelijk aan de Eifel en het Bergisches Land, dat in het geheel behoort tot het Rijnlands Leisteenplateau. Het noorden grenst aan de Nederrijnse Laagvlakte Naar het zuidoosten toe (richting Keulen) wordt het gebied steeds smaller. Het kleinere smalle deel van de Nederrijnse Bocht wordt de Keulse Bocht genoemd, hoewel de Keulse Bocht ook weleens als synoniem wordt gebruikt voor de gehele Nederrijnse Bocht.

Suikerbietenteelt en een windpark in de Zülpicher Börde bij Linnich

Onderverdeling

Het 3.584,4 km² grote Nederrijnse Bocht wordt grofweg onderverdeeld in de volgende gebieden:

  • Bergische Heideterassen (190,3 km²/307 km²) - Een strook ten oosten van de Rijn
  • Kölner Bucht (1167,1 km²) - Het centrale en zuidoostelijke deel van de Nederrijnse Bocht
  • Die Ville (262,3 km²) - Een heuvelrug ten westen van Köln
  • Zülpicher Börde (882,9 km²) - De vlakte ten noorden van de Eifel
  • Jülicher Börde (1081,8 km²) - Het deel rondom en ten noorden van de stad Jülich

Geologie

In de geologische tijdperken van het Tertiair en het Kwartair hoopte een vijftienhonderd meter dikke laag sedimenten op, deels op de vlakke zeebodem en deels op land van het huidige gebied. Het voorkomen van mariene zanden aan de rand van de Nordeifel duidt aan dat de laagvlakte onderdeel was van de Noordzee, hetzij in verbinding ermee stond. In een groot deel van de Nederrijnse Bocht is vanaf de Tertiair bruinkool afgezet, wat vandaag de dag wordt afgegraven in de dagbouwmijnen van Hambach, Inden en Garzweiler. Het grootschalig voorkomen van bruinkool in het gebied duidt aan op overblijfselen van een oud kustmoeras, dat ontstond door een verwarming van het klimaat dat zorgde voor meer neerslag die de grondwaterpeil deed stijgen. Er ontstond zo een groot moeras, waarbij een tweehonderdzeventig meter dikke turflaag bij de plaats Bergheim ten westen van Keulen is ontstaan in tien miljoen jaar. In het Tertiair verzakte tevens delen van de bocht, dat tot breuken leidde, waaronder de bekende Peelrandbreuk. Tot in het Holoceen (van ong. 10.500 jaar geleden tot heden) zet de verzakking in de slenken langs de breuken voort.

Tijdens het Saalien (238-126ka) in de Pleistoceen werd ten noorden en het noordoosten van de Nederrijnse Bocht bedekt met ijskappen (tot de lijn Nijmegen-Goch-Krefeld en Düsseldorf). Op de hoger gelegen delen, verder weg van de Rijn, zorgde een eolisch proces tijdens een glaciaal voor het afzetten van löss. Een één tot twee meter dikke laag van het sediment bedekt een groot deel van de laagvlakte.

Economie

Naast het afgraven van bruinkool wordt er (voornamelijk in de Börde) intensieve landbouw bedreven in de vorm van akkerbouw van bijvoorbeeld suikerbieten. De voor bruinkool afgegraven gebieden zijn gerecultiveerd (in de dagbouwmijnen van die Ville) of worden gerecultiveerd als de voorraden in de dagbouwmijnen zijn uitgeput (in het geval van de groeve's Garzweiler, Inden en Hambach).[1][2]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.