Millet (Ottomaanse Rijk)

Een millet (Osmaans: ملت) (van het Arabische woord millah = natie) was een religieuze gemeenschap in het Ottomaanse Rijk. De leden van de millet moesten zich houden aan wat de religieuze autoriteiten van hun religie voor hen bepaalde dat wat juist was en genoten een grote mate van autonomie qua persoonsgebonden zaken. Op godsdienstig en juridisch vlak moesten ze evenwel de suprematie van de soennitische islam erkennen.[1]

Binnen het Ottomaanse Rijk waren de vier belangrijkste millets de moslims, de Grieken, de Armeniërs en de joden. De godsdienst was meer bepalend dan hun etniciteit.

  • De moslim-millet heette ook wel de millet-i hakime, de dominante millet. Hier hoorden niet alleen Turken bij, maar ook Arabieren, Berbers, Koerden en verschillende groepen uit de Balkan en de Kaukasus.
  • De tweede millet was die van de Grieken. Naast etnische Grieken behoorden hier ook volgelingen van andere Orthodoxe Kerken toe, zoals de Serven en Bulgaren. De Roemenen, christelijke Arabieren en Turken behoorden hier eveneens toe.
  • De derde millet was die van de Armeniërs. Dit waren vooral Armeniërs maar ook Kopten uit Egypte en Jakobieten uit Syrië.
  • De joodse millet was de kleinste van deze vier en tot deze millet behoorden alle inheemse joden in het rijk (exclusief Sefardische joden die vrijwillig naar het Ottomaanse Rijk waren gekomen).

Het Ottomaanse millet-systeem wordt beschouwd als een vroeg voorbeeld van het premoderne religieuze pluralisme.


Niet alle bevolkingsgroepen in het Ottomaanse Rijk maakten deel uit van een Millet. West-Europese handelaren (Levantijnen), Sefardische Joden en Pontisch Griekse mijnwerkersgemeenschappen vielen niet onder een eigen Millet, maar werden beschermd door uitgebreide overeenkomsten (capitulaties) met vreemde mogendheden of door de specialisatie van hun beroep.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.