Loet Barnstijn

Loet Cordell Barnstijn (Enschede, 19 juni 1880 - Kings Point (New York) (Verenigde Staten), 5 december 1953), eigenlijk Lodewijk Cohen, was een Nederlands-Amerikaans filmdistributeur, bioscoopexploitant en filmproducent.

Vroege carrière

Loet Barnstijn was de zoon van Hertog Izak Cohen en Eva Barnstijn. Hij groeide op in Enschede en vertrok op zijn 24ste naar Den Haag. Hij kwam terecht in de textielbranche en werkte zich op van bediende tot koopman. In 1910 begon hij een bedrijfje in het bedrukken van stoffen. In 1912 verkocht hij dat fabriekje en investeerde in een bioscoop in een drukke Haagse straat. Om zich van andere Cohens te onderscheiden, noemde hij zichzelf voortaan Loet C. Barnstijn, naar de naam van zijn moeder. Als bioscoopexploitant bezat hij onder andere van 1915 tot 1921 de Thalia-bioscoop in Rotterdam, die daarna door Abraham Tuschinski werd overgenomen. Daarna hield hij zich enkele jaren bezig met filmverhuur, waarin hij een sterke positie verkreeg door een monopolie op de films van United Artists (o.a. Charlie Chaplin) en Walt Disney. In 1918 werd op zijn initiatief de Bond van Exploitanten van Nederlandsche Bioscoop-Theaters opgericht. Dit werd in 1921 de Nederlandsche Bioscoopbond. In 1920 richtte hij Loet C. Barnstijn Standaard Films op, in 1925 de Loet C. Barnstijn Filmproductie.[1]

De Loetafoon

Uitvinder Frits Prinsen bij de Loetafoon, 1929.

In opdracht van Barnstijn werd door Philips, onder leiding van de Haagse ingenieur Frits Prinsen, een systeem ontwikkeld om geluid bij de film te krijgen. Het systeem werkte met grammofoonplaten. Op 31 januari 1929 werd hiermee voor het eerst in Nederland een voorstelling gegeven in de bioscoop Flora in Utrecht. De bedrijfsleider van Flora was de broer van Loet, Ies Barnstijn. Met de Loetafoon konden alleen korte films worden begeleid. De hoofdfilm die avond werd door een orkest en een zanger begeleid.[2]

Film met geluid

In 1931 kwam Barnstijn met de eerste in het Nederlands opgenomen geluidsfilm: "Zijn Belooning". In 1934 kwam, mede door zijn financiering, een langere film tot stand: "De Jantjes". In 1934 en 1935 werden respectievelijk "Malle Gevallen" en "De familie van mijn vrouw" uitgebracht. In 1935 kocht hij Landgoed Oosterbeek bij Wassenaar en bouwde er twee filmstudio's. Hij noemde dit geheel Filmstad. Het bestond uit een kantoor, een filmopslag, een geluidsstudio en een technische werkplaats. In deze studio werd in de zomer van 1936 de succesvolle film Merijntje Gijzen's jeugd, naar de romancyclus (1925-28) van A.M. de Jong, opgenomen.[3] Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verbleef Barnstijn in de Verenigde Staten. Vanwege zijn Joodse achtergrond bleef hij daar. De filmstudio's van Oosterbeek werden in beslag genomen door de Duitse filmmaatschappij UFA.

Toen de Duitsers V-2 raketten gingen lanceren vanuit Wassenaar en Den Haag, bestond het vermoeden dat de studio's van Filmstad gebruikt werden voor de voorbereidingen van de raketten. Om die reden werd het complex in 1944 door de Royal Air Force gebombardeerd.[1]

Op 7 juni 1948 werd Barnstijn Amerikaans staatsburger. Na de oorlog kwam hij terug op Oosterbeek en probeerde schadevergoeding te verkrijgen voor het verlies van zijn bezittingen. Dat werd echter afgewezen. In 1951 ging hij terug naar New York waar hij in 1953 overleed.[1]

Privé

  • Barnstijn trouwde en scheidde drie keer. Hij kreeg een zoon en twee dochters.[1]

Filmografie

[4]

Voetnoten

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.