Schedellozen
De schedellozen (Cephalochordata) vormen een onderstam van de stam chordadieren (Chordata). Vanwege de anatomie en ontwikkeling hebben ze een speciale plaats binnen het dierenrijk gekregen: ze vormen een zustergroep van de Craniata. Er zijn twee families en drie geslachten die tot de lancetvisjes behoren. Tot nog toe zijn meer dan twintig soorten beschreven, waarvan een aanzienlijk deel nog wordt betwist en waarschijnlijk sommige nog moeten worden ontdekt. Ze hebben wel een rugzenuw, maar geen beschermende wervelkolom en behoren in strikte zin dus niet tot de vissen en zelfs niet tot de gewervelden (Vertebrata), maar wel tot de Chordata.
Schedellozen | ||||
---|---|---|---|---|
Branchiostoma lanceolatum | ||||
Taxonomische indeling | ||||
| ||||
Onderstam | ||||
Cephalochordata | ||||
Afbeeldingen Schedellozen op | ||||
Schedellozen op | ||||
|
Leefwijze
Lancetvisjes leven ingegraven in de bodem van ondiepe zeeën tussen de 5 en 30 meter. Ze leven van plankton dat ze uit het water filteren.
Kenmerken
Het zijn visachtige dieren van maximaal 5 centimeter lang en ze hebben lichtgevoelige organen (ogen) aan de zijkant van de kop.
De spieren zijn langs het lichaam in segmenten verdeeld en zijn aan de chorda aangehecht. Dit zorgt voor nog meer ondersteuning van het lichaam. Het dier heeft geen ledematen en geen duidelijk begrensde kop. De huid heeft geen pigment. Ze hebben een elastische, maar stevige streng en boven dit notochord van gelatineus materiaal loopt de neurale buis. De notochord strekt zich over de gehele lengte van het lichaam uit, van neus tot staartpunt, en geeft versteviging aan het vlezige lichaam. Deze streng is aanwezig tijdens het embryonale stadium van alle chordadieren, inclusief gewervelden. Omdat lancetvisjes geen harde delen hebben, zijn er maar weinig fossielen bekend. Een verwante vorm, Pikaia, is bekend uit afzettingen van zo'n 500 miljoen jaar oud.