L’Orfeo

De opera L'Orfeo van Claudio Monteverdi, op een libretto van Alessandro Striggio, is gebaseerd op de mythe van Orpheus en Eurydice, zoals terug te vinden in de Metamorfosen van Ovidius en de Georgica van Vergilius. De eerste opvoering was op 24 februari 1607 in het hertogelijk paleis van Mantua. Publicatie vond plaats in 1609 in Venetië met een tweede editie in 1615. Er bestaan ook libretto's zoals gebruikt bij de (ten minste twee) uitvoeringen in 1607, onder auspiciën van Francesco Gonzaga voor de Academia degli Invaghiti in Mantua geproduceerd en gepubliceerd, mogelijk vooral om zijn oudere broer Ferdinando de loef af te steken (deze was gelieerd aan de Florentijnse Academia degli Elevati met componisten zoals Jacopo Peri, Giulio Caccini en Cagliano).

Voorzijde van het libretto van L'Orfeo

De opera Euridice van Jacopo Peri (1600) zal als voorbeeld gediend hebben voor L'Orfeo. De opera L'Orfeo is echter de oudste van de belangrijk geachte opera's, die tot op heden repertoire hebben gehouden. Hier begint – zo men wil – de canon van de klassieke westerse operaliteratuur. Typerend voor de werkwijze van Monteverdi is de vermenging van de Griekse mythologie met 16e-eeuwse dramatische conventies en, muzikaal, het volledige scala aan instrumentale tussenspelen (intermedio), monodie en madrigalen uit de Florentijnse school. Deze opera is ontstaan binnen hofkringen, maar opera was hier nog niet het lege hoofse vermaak waartoe het later zou verworden. Integendeel, het geeft doeltreffend en met passie uitdrukking aan diepe menselijke emoties. Het genie van Monteverdi ligt in de fantasievolle en qua muzikale middelen zeer efficiënte en evenwichtige wijze, waardoor de toeschouwers zich ook nu nog, vier eeuwen na de première, voelen aangesproken.

In de klassieke versie van de mythe lukt het Orpheus niet om de verleiding te weerstaan Eurydice aan te kijken. Dit was de voorwaarde om haar terug te krijgen. Op het moment dat hij omkijkt, ziet hij haar voorgoed in de onderwereld verdwijnen. Hij blijft verbitterd achter en wordt later vermoord door Bacchanten en komt op die manier weer bij zijn geliefde. Dat was het libretto bij de eerste uitvoering in 1607, in een betrekkelijk kleine ruimte in de privé-appartementen van Margherita Gonzaga d'Este. Dit sombere einde was mogelijk minder geschikt voor een uitvoering in de formele omgeving van een hof in het begin van de 17e eeuw.

Monteverdi en zijn tekstschrijver Striggio (hofsecretaris van Mantua) kozen bij de uitvoering in 1609 een (dramaturgisch meer spectaculaire, maar psychologisch veel oppervlakkiger) oplossing, die teruggaat op de Astronomia van Hyginus. Apollo daalt neer uit de hemel, en neemt zijn zoon Orpheus mee op ten hemel waar hij getroost wordt met een evenbeeld van Eurydice in de sterren. Een verklaring voor de beide versies (welke de oudste is, is niet zeker) zou kunnen zijn dat de uitvoering in 1609 plaatsvond voor de hertog van Savoye in Mantua in een veel grotere ruimte dan bij de première: er was ruimte voor een "wolkenmachine".

In de opera Orfeo ed Euridice van Christoph Willibald Gluck loopt het nog beter af: Orpheus wil zelfmoord plegen op het moment dat Eurydice in de onderwereld verdwijnt, maar Amor stopt zijn hand en verenigt de geliefden, die daarna in de wereld van Amor samen leven.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.