Karel Reijnders
Karel Alfons Petrus Reijnders (Heerlen, 7 mei 1920 – Overasselt, 28 juni 1997) was een Nederlands letterkundige.
Biografie
Na enkele jaren als leraar ging hij in 1950 werken aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn doctoraalscriptie uit 1958 betrof de schrijver Louis Couperus (1863-1923): Couperus buiten de perken. Aliënisme, extravagantie, impressionisme; zijn examen deed hij bij prof. dr. Leonardus Cornelius Michels (1887-1984). In 1968 promoveerde hij cum laude op die schrijver met zijn magnum opus, de dissertatie Couperus bij Van Deyssel, een chronische konfrontatie in beschouwingen, brieven en notities (Amsterdam 1969). Promotor was A.C.M. Meeuwesse.[1]
In 1974 bezorgde hij het Boekenweekgeschenk, een verzameling teksten van Louis Couperus, onder de titel Als ik, bijvoorbeeld, de geest van mijn moeder op den rand van mijn bed zag zitten. Van 1974 tot 1977 was Karel Reijnders voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.[1] Onder zijn voorzitterschap werd in 1975 bij de Nederlandse regering gepleit voor verlichting van het lot van de dichter Breyten Breytenbach, die in Zuid-Afrika gearresteerd was.[1] In Nijmegen was Karel Reijnders ook actief in de GBK (Gemeenschap Beeldende Kunstenaars), een belangenorganisatie waarvan hij van 1966 tot 1975 voorzitter was (vanaf 1964 was hij al voorzitter van de kunstlievende leden).[1]
Reijnders werkte samen met verschillende bevriende letterkundigen, onder meer Pierre Kemp, Harry G.M. Prick, Fernand Lodewick en Johan Polak. Daarvan getuigen diverse artikelen en inleidingen bij publicaties. Ook was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van de Volledige werken van Louis Couperus en het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus.
Werken
- Couperus bij Van Deyssel (1968)
- Onder dekmantel van etiket (1972)
- Als ik, bijvoorbeeld, de geest van mijn moeder op den rand van mijn bed zag zitten (Boekenweekgeschenk 1974) over Couperus
Portaal Louis Couperus |
Referenties
Bronnen |