Juan Díaz de Solís

Juan Díaz de Solís (Lebrija?, 1470? – Uruguay, 20 januari 1516) was een Spaans of Portugees zeevaarder. Hij volgde Amerigo Vespucci op als admiraal van de Spaanse vloot. Hij werd vooral bekend als de eerste Europeaan die voet zette op de bodem van wat nu Uruguay en Argentinië is, en die de Río de la Plata ontdekte. In dat gebied werd hij vermoord door de Charrúa.

Afkomst

Juan Díaz de Solís is omstreeks 1470 geboren. De bronnen verschillen van mening over zijn afkomst. Eén versie is dat hij in de Spaanse havenstad Lebrija geboren is, in een familie van kooplieden. Andere bronnen beweren echter dat hij uit Portugal komt. In dat geval is zijn geboortenaam João Dias de Solis. Ook in dat geval komt hij echter zonder twijfel uit een Spaanse familie. Hij zou in dit geval naar Spanje gevlucht zijn, nadat hij geheime Portugese informatie aan de Spanjaarden had overgedragen.[1]

Jeugd

Al jong monsterde hij aan bij de Portugese marine als matroos. In zijn jeugd reisde hij veelvuldig naar India, waar Portugal koloniën had en veel handelsactiviteiten ontplooide. Vanaf 1505 werkte Díaz als cartograaf bij het Casa da Índia.

Hij was echter ontevreden met zijn salaris. Soms werd hij zelfs helemaal niet betaald. Daarom verliet hij de Portugese vloot en stelde hij zich in dienst van Franse kapers. Op een gegeven moment veroverde het piratenschip waarop hij voer een Portugees schip dat op de terugweg was vanaf de Goudkust. Hierna kon Díaz niet meer naar Portugal terugkeren, omdat hierop in dit land de doodstraf stond. Omdat de diensten van een ervaren stuurman erg gewild waren, vond hij echter zonder veel moeite emplooi bij de Castiliaanse vloot.

Eerste reizen naar de Nieuwe Wereld

In 1506 kwam Díaz in contact met Vicente Yáñez Pinzón, een makker van Christoffel Columbus tijdens diens eerdere reizen. Yáñez haalde Solís over om samen te gaan varen, en in hetzelfde jaar vertrokken ze naar het westen.

De precieze route van deze reis is niet bekend. Het lijkt er echter op dat zij de Specerijroute zochten, een zeeweg die door het Amerikaanse continent naar de Grote Oceaan en Indië leidde. Zij konden de doorgang echter niet vinden. In plaats hiervan verkenden zij de Caraïbische Zee en brachten de kust van Nicaragua in de buurt van Veragua in kaart.

In 1508 maakten Díaz en Yáñez nog een reis naar de kust van Brazilië.

Terug in Spanje

In 1509 keerden ze terug naar Spanje. Na een hevige twist tussen hen beiden kwam Díaz in de gevangenis terecht. De rechters raakten echter overtuigd van zijn gelijk, en lieten hem na korte tijd vrij.

Daarna raakte Díaz bevriend met koning Ferdinand V, die onder de indruk was van zijn ervaringen en vakmanschap als zeevaarder. Daarom benoemde hij hem na de dood van Amerigo Vespucci in februari 1512 als Opperste Stuurman van de Casa de Contratación, de Koninklijke Handelsorganisatie voor Amerika. Hiermee werd Díaz de admiraal van de Spaanse vloot. Een van zijn taken was het actualiseren van de Padrón Real, de geheime kaart van de Spaanse vloot. Dit deed hij samen met Juan Vespucci, van wie Amerigo een oom was[2].

Laatste reis

In 1515 ondernam Díaz zijn laatste reis op zoek naar de doorgang naar de Grote Oceaan. Indien hij deze zou vinden, was hij van plan om deze over te steken naar het Verre Oosten. De expeditie beschikte over 70 man en drie kleine karvelen.

Het monopolie op de handel met het Oosten lag in handen van de Portugese kroon. Deze was bang dit kwijt te raken aan de Spanjaarden. Daarom voerden de Portugezen spionage uit in de havens die hun rivalen konden gebruiken om expedities uit te sturen. Toen zij van het naderende vertrek van Díaz hoorden, probeerden de Portugezen de drie schepen te saboteren. Hierin faalden zij echter. Daarom kon de zeevaarder op 8 oktober 1515 uit de haven van Sanlúcar de Barrameda vertrekken.

Nadat hij de kust van Brazilië bereikte, zakte Díaz langzaam naar het zuiden, waarbij hij de kust in het oog hield. Zo verkende hij ook de kust van Uruguay. Daarbij kwam hij in de Rio de la Plata terecht, een groot oppervlak met zoet water aan de monding van de rivieren Paraná en Uruguay. Hij dacht dat het een zeearm was, waarvan het water op onverklaarbare manier zoet was. Daarom noemde hij het Mar Dulce ("de Zoete Zee"). Hij kon de rivier op varen omdat zijn schepen maar weinig diepgang hadden.

Hij legde aan op het eiland dat hij Martín García noemde, naar zijn tweede stuurman die aan boord was overleden. Deze begroef hij op het eiland. Hiermee was Díaz de eerste Europeaan die voet op Argentijnse bodem zette.

Even later legde hij aan op de kust van Uruguay tegenover het eiland, in de buurt van de huidige stad Corrientes. Hij was in het gezelschap van de officieren Pedro de Alarcón en Francisco Marquina en zeven matrozen. Zij werden echter aangevallen door de inheemse bevolking, waarschijnlijk van de stam Charrúa of Guaraní. Deze vermoordden hen. De rest van de matrozen keek verschrikt toe van uit hun boten, die op een steenworp afstond tussen de rotsen waren vastgelopen. Sommige bronnen geloven echter dat hij vermoord is tijdens een muiterij op zijn schip, en dat zijn bemanning het verhaal van de inheemsen verzonnen heeft.

Na zijn dood

De veertienjarige scheepsjongen Francisco del Puerto overleefde de slachting, en leefde 10 jaar onder de inheemse bevolking, tot hij door de expeditie van Sebastian Caboto gevonden werd. De Argentijnse schrijver Juan José Saer verwerkte deze geschiedenis in zijn historische roman El entenado, op basis van de informatie in het boek Historia argentina van José Luis Busaniche.

De rest van de bemanning keerde na het verlies van hun leider onmiddellijk terug naar Spanje, onder leiding van Francisco de Torres, de zwager van Díaz. Een van de schepen dwaalde af van de andere en zonk bij de zuidelijke baai van het eiland Santa Catarina. De rest kwam op 4 september 1516 aan in de haven van Sevilla.

De kaarten die Juan Díaz de Solís tijdens deze expeditie maakte waren van belang voor de latere reis van Fernando Magellães.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.