Johannes Christiaan de Marez Oyens

Johannes Christiaan de Marez Oyens (Amsterdam, 21 januari 1845Partenkirchen, 11 augustus 1911[1]) was een Nederlands politicus.

Johannes Christiaan de Marez Oyens
Johannes Christiaan de Marez Oyens
Algemene informatie
Volledige naamJohannes Christiaan de Marez Oyens
GeborenAmsterdam, 21 januari 1845
OverledenPartenkirchen, 11 augustus 1911[1]
PartijARP
Portaal    Politiek
Nederland

Familie

Oyens was een lid van de familie Oijens, wiens vader het naamdeel De Marez (naam van diens moeder) aan de zijne toevoegde. Hij trouwde in 1877 met Maria Sophia Catharina von Weckherlin (1855-1912). Uit dit huwelijk werden vier zonen geboren, onder wie de classicus Hendrik Jan de Marez Oijens (1889-1953). Een van de zonen voegde op zijn beurt in 1910 de naam van zijn moeder aan de zijne toe, waardoor de familienaam Weckherlin de Marez Oijens ontstond; aangezien deze alleen twee dochters had, leeft deze naam niet verder voort.

Loopbaan

De Marez Oyens studeerde rechtsgeleerdheid aan de Leidse Hogeschool en promoveerde in 1872 tot doctor op de dissertatie Koop en verkoop op de proef. Hij was vervolgens gedurende tien jaar werkzaam als advocaat en hierna als plaatsvervangend kantonrechter te Amsterdam. In 1882 werd hij benoemd tot referendaris bij het Ministerie van Koloniën en in 1885 aangesteld als administrateur van het toenmalige Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Hij werd in 1901 tot hoofd van dit Departement benoemd, toen hij werd aangesteld als ARP-minister van Waterstaat in het kabinet-Kuyper.Hij bracht belangrijke wetten tot stand, zoals de Mijnwet 1903, de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 en de Motor- en Rijwielwet. Tijdens zijn ministerschap brak, in 1903, de grote spoorwegstaking uit en De Marez Oyens tekende hierop een der stakingswetten, namelijk de wet tot het instellen van een onderzoek door een staatscommissie ten aanzien van de rechtsverhoudingen en voorwaarden waaronder het personeel bij het spoorwegbedrijf in dienst was. Na het aftreden van het kabinet Kuyper was De Marez Oyens gedurende enige jaren ambteloos burger, totdat hij in 1910 door de Provinciale Staten van Zuid-Holland werd afgevaardigd naar de Eerste Kamer.

De Marez Oyens kwam op 2 augustus 1911 aan te Partenkirchen en meldde de volgende dag om half 11 dat hij een wandeling van omgeveer anderhalf uur ging maken. Sindsdien werd niets meer van hem vernomen[2] en hij werd eerste als vermist opgegeven (3 augustus). De Nederlandse gezant te Berlijn riep de tussenkomst van de Beierse regering in tot het doen van de nodige stappen die tot het terugvinden van De Marez Oyens konden leiden. Er werd met brigades naar hem gezocht[3] en uiteindelijk werd op 11 augustus zijn lijk aan het bergpad van Geist gevonden door de bosarbeider Wackerle (die naderhand 1000 DM voor het vinden van het lijk werd overhandigd).

Aangezien hij alle voorwerpen van waarde nog bij zich droeg werd de mogelijkheid van een misdaad uitgesloten en werd er aan een ongeluk gedacht. Hij moet van circa 200 meter hoogte gevallen zijn na een zeer onherbergzaam en steil pad te hebben afgedaald in navolging van zijn wandelgids die een zeer mooi uitzicht voorschotelde, en zich in het te begane pad vergist hebben; de gerechtelijke lijkschouwing wees uit dat hij onmiddellijk was overleden nadat hij bij de val zijn nek had gebroken.[4] Het stoffelijk overschot werd te Eik en Duinen ter aarde besteld en in de Eerste Kamer werd later hulde aan zijn nagedachtenis gebracht.[5] Hij was commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Voorganger:
C. Lely
Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid
1901-1905
Opvolger:
J. Kraus
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.