Helmkruidvlinder
De helmkruidvlinder (Cucullia (Shargacucullia) scrophulariae) is een nachtvlinder uit de familie van de nachtuiltjes. De spanwijdte bedraagt tussen de 44 en 50 millimeter. De halskraag van de vlinder is behaard, waardoor het lijkt of de vlinder een kapje op heeft.
Helmkruidvlinder | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | ||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||
Cucullia (Shargacucullia) scrophulariae (Denis & Schiffermüller, 1775) | ||||||||||||||
![]() | ||||||||||||||
Afbeeldingen Helmkruidvlinder op ![]() | ||||||||||||||
Helmkruidvlinder op ![]() | ||||||||||||||
|
De vlinder vliegt van half mei tot half juli. Per jaar komt één generatie voor. Het verspreidingsgebied beslaat heel Nederland, maar de vlinder komt vooral voor op de zandgronden van Gelderland en de Utrechtse heuvelrug langs bosranden, open plekken in het bos en soms bermen. De voorvleugels zijn licht roodachtig bruin, aan de voorrand bruin en aan de achterrand witachtig. De eitjes worden afgezet op bloemknoppen en bloemen.
De tot 50 mm lange rupsen zijn vanaf half juni tot half augustus te vinden. De rups is bleek blauwachtig grijs of witachtig groen met op elk segment drie gele ringen en zwarte vlekjes. De rupsen vreten aan de bloemknoppen, bloemen en onrijpe vruchten en pas als deze niet meer voorhanden zijn wordt aan de bladeren gevreten. Ze verpoppen zich op de grond in een dikwandige cocon. De poppen kunnen meerdere winters overwinteren.
De rupsen hebben als waardplanten helmkruidachtigen zoals gevleugeld helmkruid, knopig helmkruid en melige toorts.