Heer Bommel stuit de vooruitgang

Heer Bommel stuit de vooruitgang is een verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Het verhaal verscheen voor het eerst op 20 augustus 1948 liep tot 19 oktober van dat jaar. Thema: Vooruitgang door de eeuwen heen.[1]

Het verhaal

Na een korte nazomervakantie rijden heer Bommel en Tom Poes terug in de Oude Schicht naar het kasteel Bommelstein. Heer Ollie verlangt naar de goede zorgen van zijn bediende Joost. Onderweg stuiten ze op nijvere lieden, van wie Tom Poes vermoedt dat het landmeters zijn. Die verklaren dat ze bezig zijn de nieuwe zesbaans-E32 op te meten. Heer Bommel rijdt hoofdschuddend verder bij zoveel weggegooid belastinggeld. Maar in het kasteel stuitten ze op dezelfde landmeters als die van onderweg. Nadat de werklui hebben verklaard dat heer Bommel zijn kasteel toch zal worden onteigend, omdat het in de weg staat, worden ze door de rechtmatige eigenaar ruw buiten geworpen.

Vlak daarna komt er een beëdigd deurwaarder de zaken op scherp zetten. De onteigening is door de gemeenteraad goedgekeurd, waarna het College van B&W het kasteel binnen een week zal doen onteigenen. Heer Bommel werpt tegen dat het zijn eerlijk betaald stamslot is. De deurwaarder deelt droogjes mee dat B&W van Rommeldam met een termijn van een week Bommelstein onteigenen met als tegenprestatie een geriefelijke zijkamer van het pand Korrelsteeg 95p bij de familie Dubbenbaas en 100 florijnen. De ambtenaar adviseert het bod te aanvaarden omdat de vooruitgang toch niet te stuiten is. Heer Bommel trapt de deurwaarder ruw buiten. Heer Bommel besluit zich bij de politie te gaan beklagen, dus hij is erg blij met de komst van commissaris Bulle Bas. Laatstgenoemde komt echter heer Bommel zelf drie keer verbaliseren maar ook hij wordt ruw buitengesloten. Heer Bommel besluit geen belasting meer te betalen.

Heer Ollie verzet zich tot het uiterste om de aangekondigde onteigening te voorkomen. De hoofdingenieur van de N.V. Maatschappij tot Bevordering en Instandhouding van de Vooruitgang springt door een raam naar binnen. Hij kondigt naast de zesbaansweg ook 500 noodwoningen aan van karton en triplex. Hij verdubbelt het bod tot 200 florijnen.[2] Heer Bommel grijpt de indringer in de kraag, maar wordt zelf door hem simpel bewusteloos geslagen. Nadat de kasteelheer bij kennis is gekomen, neemt de hoofdingenieur opgewekt afscheid. Hij noemt de achterblijvers dwazen, die niets van de vooruitgang weten. Heer Bommel is ten einde raad. Hij overweegt even terug te keren naar het Westen, waar hij vandaan komt. Maar hij besluit uitgeput in zijn kasteel te blijven. Tom Poes gaat de hoofdingenieur buiten volgen. In een gerooid deel van een bos ziet Tom Poes een hut waar de hoofdingenieur binnen gaat. Hij hoort al luisterend door een raam dat Bul Super de directeur is van de bouwmaatschappij. De directeur bespreekt de plannen voor de komende week. Het bos verder rooien en de weg aanleggen tot aan Bommelstein. Tom Poes springt door het raam naar binnen en vraagt om de weg langs Bommelstein aan te leggen. De hoofdingenieur meent dat die sukkel niet in deze tijd van vooruitgang hoort en dus daarom weg moet. Maar Tom Poes biedt een massa geld voor een omleiding namens zijn vriend en Bul Super wil wel een nader bod afwachten. Maar heer Bommel dreigt door het raam met een revolver en gebiedt Tom Poes de twee heren vast te binden en bovendien de ingenieur een slag tegen de kaak te geven namens hem. Maar via een stil alarmknopje dat wordt bediend door de voet van Bul Super,[3] gaat er een signaal af op het politiebureau. De twee zakenlieden worden ontzet door commissaris Bulle Bas en Brigadier Snuf aan het hoofd van een ploeg van de Rommeldamse politie. De vrienden vluchten na elkaar het bos in.

In het Donkere Bomen Bos vinden ze een hut met een tovenaar, die hun verhaal aanhoort. Hij besluit hen te helpen, omdat heer Ollie de vooruitgang wil stuiten. Dat heeft vreemde gevolgen, nadat ze de hun gewezen achterdeur zijn uitgegaan. Opgewekt lopen ze weer in het bos, maar hun eerste nacht brengen ze angstig door in een boom, waaronder wolven hongerig tegen hen huilen. De andere ochtend druipen de wolven af na het horen van een jachthoorn. Heer Bommel ziet zijn kasteel terug, dat wel merkwaardig dicht bij het bos ligt. Tom Poes merkt een ophaalbrug en een vlag op, die er de dag daarvoor nog niet waren. Ook bediende Joost ziet er merkwaardig uit maar praat nog vreemder.

Ze blijken in de Middeleeuwen terecht te zijn gekomen. Bommelstein is erg veranderd en in het bezit van een zekere heer Bullerik van Superrode, een voorvader van Bul Super.[4] Deze zet heer Ollie na een gedwongen duel met het zwaard gevangen in de kelder, waarop Tom Poes de tovenaar weer opzoekt om weer terug uit die tijd te komen. De tovenaar klaagt eerst over fraude bij zijn pensioenfonds.[5] Hij had al lang gestopt moeten zijn. Vervolgens doceert hij dat niemand in dezelfde tijd leeft. Maar ten slotte helpt hij Tom Poes opnieuw en wijst hem weer de weg door zijn achterdeur. Hij bereikt wederom het slot Bommelstein, maar nu zonder ophaalbrug en in vervallen toestand. Ook de kelder waar heer Bommel zat opgesloten is een bouwval, waar heer Bommel nu makkelijk uit komt. Samen met Tom Poes vraagt hij zich af wat er allemaal gebeurt? Heer Bommel bedenkt zelfs hardop: “Joost mag weten in welke eeuw we zijn beland.” Tom Poes weet niet hoe Joost zoiets zou kunnen weten.

Maar hun discussie wordt overstemd door Suup van Bulgonje, die als officier des Konings het kasteel vordert. Heer Bommel gaat als rebel terug de kerker in en Tom Poes wordt ingelijfd in het leger. Heer Ollie krijgt een loden bal met ketting aan zijn been en Tom Poes wordt op een ezel gezet en gaat als verkenner rapporteren waar de vijand huist. Als hij niet voor de avond terug is wordt zijn vriend onthoofd.[6] Tom Poes keert terug naar het donkere Bomen Bos en vindt de tovenaar terug. Het geduld van de tovenaar is bijna op, maar Tom Poes krijgt nog wel een ring van hem, waarmee hij zelf de tijd kan veranderen. Vlak voor de zon ondergaat verandert hij de tijd. Heer Bommel ligt dan al klaar op het blok om door de scherprechter te worden onthoofd. Tom Poes komt aanrijden bij de ruïne van het slot Bommelstein, waar zijn vriend zich diep beklaagt. Eerst wilde de Vooruitgang het fraaie slot Bommelstein slopen, maar nu heeft de Achteruitgang er een ruïne van gemaakt. Tom Poes legt opgewekt uit dat hij deze keer zelf de tijd heeft kunnen veranderen en dat zelfs kan blijven doen. Maar heer Bommel moppert dat een heer van een ruïne niet langer een heer is. Bij de nadering van een nieuw leger neemt de geplaagde heer zelf de tijdring in handen en schakelt de tijd vooruit.

Tom Poes en heer Bommel staan nu aan een drukke weg met voorbij zoevende futuristische voertuigen.[7] Het kasteel Bommelstein is verdwenen maar na enig zoeken vinden ze een plaquette. Daar staat te lezen dat het stuk muur een overblijfsel van een oud slot is, dat in de twintigste eeuw werd bewoond door een zekere Olie Bobbel. Die verzette zich destijds tegen de aanleg van een verkeersweg, in de mening dat hij de vooruitgang kon stuiten. Heer Bommel is zwaar teleurgesteld in de toekomst, maar Tom Poes zegt dat het maar een blik is in die toekomst. Tom Poes vraagt in welke tijd ze samen thuis horen? Heer Ollie antwoordt dat een heer geen tijd kent dus dat hij in geen enkele tijd thuis hoort. En zo laat Tom Poes het geschieden: “Geen tijd”.

Wanneer ze nu allebei omkijken staat slot Bommelstein er alsof er niets is gebeurd. Opgewekt stapt heer Bommel zijn hal binnen en Joost heet hem welkom en meldt dat het eten gereed is. Tom Poes stelt de bediende ter controle enige vragen over ridder Bullerik en een hoed met een veer. Maar al snel blijkt dat Joost van niets weet. Heer Bommel bevraagt hem vervolgens over Bul Super en een onteigening, maar Joost weet daar niets van en wil er ook niets van weten. Na een lang telefoongesprek met politiecommissaris Bulle Bas weet Tom Poes dat Bul Super niet in het land is. Bij de maaltijd heeft Tom Poes moeite om alle gebeurtenissen op een rij te krijgen. Maar heer Bommel legt hem uit dat er in alle tijden Bul Supers zullen zijn. Dat is de moraal van hun avontuur.

Op een avond enige tijd later bij het haardvuur neemt heer Bommel de ring nog eens in zijn hand. Hij mijmert over de gezellige avonturen met ridder Bullerik en atoomwagens. Kortom, heer Bommel krijgt zin in een nieuw avontuur. Maar Tom Poes pakt de ring af en gooit hem in het haardvuur, waar het na een doffe knal onder rookwolken smelt tot een onschadelijk sinteltje.

Voetnoot

  1. Dit is het eerste verhaal dat de status van hoorspel heeft bereikt.
  2. Dit blijft een belachelijk bod. De markies heeft het kasteel met inboedel al eerder al eens gekocht voor 20.000 gouden dukaten. Zie het verhaal:De geheimzinnige sleutel
  3. We schrijven 1948!
  4. De verhaalwending lijkt op het latere verhaal Het vereeuwen.
  5. V.V.M. Het Vakverbond Voor Magiërs.
  6. Stripstrook 483 wordt in de Volledige Werken verworpen. Suup noemt heer Bommel: “dikkerd” en dreigt hem te onthoofden als Tom Poes te laat terugkomt.
  7. Tom Poes noemt ze atoomauto’s, die hij weleens in een stripverhaal heeft gezien.

Hoorspel

Voorganger:
De zeeslang
Bommelsaga
20 augustus 1948 - 19 oktober 1948
Opvolger:
De pier-race
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.