Goj

Een goj (Hebreeuws: גוי, meervoud: גויים - gojim) betekent 'volk' in het Hebreeuws. De term wordt gebruikt voor niet-joden.

Gods belofte aan Abraham was hem tot leider van een grote goj te maken. Zowel in het Jiddisch als het Hebreeuws, gebruikt men goj ook om een niet-joods persoon aan te duiden, oftewel een lid van 'de volkeren'.

In beide betekenissen heeft het woord geen negatieve connotatie, maar is zuiver feitelijk. Zo wordt een aardige buurman die op sjabbat het licht komt aandoen (orthodoxe joden mogen dit namelijk niet zelf doen omdat dit wordt opgevat als een herscheppende bezigheid oftewel werken en dat is volgens de Thora verboden op sjabbat) een "sjabbesgoj" genoemd.

In de Thora wordt het joodse volk soms aangeduid met goy kadosh - heilig volk (vooral in Exodus 19:6).

In de Talmoed vindt men zowel positieve als negatieve opmerkingen jegens de gojim als groep. De verschillende houding kan worden begrepen tegen de achtergrond van de betrekkingen tussen joden en niet-joden en niet-joodse autoriteiten in het algemeen op dat moment, en de persoonlijke situatie van degene die zijn mening geeft.

In het Frans en Engels worden niet-joden doorgaans aangeduid met het Latijnse woord 'gentiles'.

Een 'goj' ofwel niet-jood kan joods worden door zich te bekeren tot het jodendom. Een jood kan echter nooit een niet-jood worden: wanneer hij het jodendom verlaat en zich tot een ander geloof bekeert, wordt hij gezien als 'kofer' (vergelijk met het Arabisch-islamitische begrip kafir). Een niet-religieuze jood, die zich niet met een ander geloof verbonden heeft, wordt wel gewoon als jood gezien.

Trivia

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.