Franse Avant-Garde-cinema

De Franse Avant-Garde-cinema dateert uit de jaren '20. Omdat ze niet te vatten zijn onder één noemer is het aangewezen te spreken van de meervoudsvorm Avant-Gardes. Documentaires die gemaakt werden onder de noemer Avant-Garde in deze periode, worden vaak apart aangeduid met de term stadssymfonieën.

Oorsprong term

De term komt uit de militaire wereld. Een avant-garde was aanvankelijk een voorpost van het leger in de 12e eeuw. In de 18e eeuw kreeg de term een politieke betekenis. In de 20e eeuw wordt het begrip Avant-Garde voornamelijk in de artistieke wereld gehanteerd.

De oorspronkelijke metafoor gaat echter niet volledig op. Daar waar de rest van het leger de voorpost volgde, is dat meestal niet zo in de kunstwereld.


Avant-Garde-periodes in de filmwereld

  • Parijs was op dat moment ‘the place to be’ voor kunst
  • De centrale figuur was Louis Delluc. Hij was auteur, redacteur, theoreticus geboeid door esthetiek en de grondlegger van de filmkritiek, de cineclubs en de cinefilie.
  • Radicale theorieën zoals de ‘Visuele symphonie’ en de ‘Integrale synegrafie’. Men streefde duidelijk naar een soort pure film.
  • Er werden alsmaar meer abstracte films gemaakt.
  • Men wilde het denken en het onderbewustzijn uitdrukken.
  • Men probeerde kunst met een grote ‘K’ te maken.
  • Het einde van de Avant-Gardes

Met de komst van de geluidsfilm werd het maken van films bijzonder duur. Bovendien moest men gaan werken in speciaal uitgeruste studio’s. Dat konden de Avant-Garde-cineasten die onafhankelijk wensten te werken niet langer betalen.

Kenmerken Avant-Garde in de filmwereld

  • Deze cineasten werkten in de marge van de samenleving of waren er radicaal tegen gekant
  • Ze deden aan polemiek
  • Ze wilden de cinema vrij maken van de andere kunsten en keken denigrerend neer op andere cineasten
  • Ze waren sterk theoretisch en erg zelfbewust
  • Ze wensten de essentie van de filmkunst te vatten

Een stroming?

Vaak worden de films van de Avant-Garde cineasten uit de jaren '20 ondergebracht onder de noemer impressionistische cinema. Men verwijst hiermee enerzijds naar de schilderkunst en muziek, anderzijds naar het zich afzetten tegen het Duits expressionisme.

Toch kan men moeilijk van een stroming spreken. Er zijn namelijk té grote verschillen tussen de cineasten onderling. Bovendien wijzigden ze hun aanpak tijdens hun carrière veelvuldig.

Er zijn wél gemeenschappelijke stijlkenmerken tussen diverse films uit deze periode.

Stijlkenmerken

  • Proberen gevoelens en gemoedstoestanden op louter filmische manier tot uiting te brengen. Ze gebruiken met andere woorden camera-effecten daar waar het Duits expressionisme bijvoorbeeld met bepaalde belichting en decors werkt. Voorbeelden van deze camera-effecten zijn kadrage, mobiele camera en veel close-ups.
  • Ongewone camera-hoeken
  • Vanaf ‘La Roue’ van Abel Gance heeft men ook veel aandacht voor montage. Men wil komen tot een zogenaamde photogénie, dat is een soort esthetisering van het beeld.

Selectie cineasten en films

  • Louis Delluc
    • Fièvre
    • La Femme de Nul Part
  • Germaine Dulac
    • La Souriante Madame Beudet ( 1923)
    • La Coquille et le Clergyman (1927)
  • Jean Epstein
    • Coeur Fidèle (1923)
    • La Chute de la Maison Usher (1928)
    • Finnis Terrae (1929)
  • Marcel L’Herbier
  • Abel Gance
    • La Roue
    • Napoléon
  • Fernand Léger
    • Ballet Méchanique (1924)
  • René Clair
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.