Florijn de flierefluiter

Florijn de flierefluiter is het negende lange stripverhaal uit de reeks van Douwe Dabbert. Het is geschreven door Thom Roep en getekend door Piet Wijn. De eerste albumuitgave was in 1982. Het verhaal verscheen ook als vervolgverhaal in de nrs. 53-1981 t/m 15-1982 van de Donald Duck.[1]

Florijn de flierefluiter
StripreeksDouwe Dabbert
Volgnummer9
ScenarioThom Roep
TekeningenPiet Wijn
TypeSprookje / fantasy
Pagina's59
Eerste druk1982
UitgeverBig Balloon
ISBN90 320 3067 1 / CIP
Complete lijst van albums uit deze reeks
Portaal    Strip

Het verhaal

Douwe Dabbert komt op de heide een jachtstoet tegen, waaruit een jonge vrouw te paard probeert te ontsnappen. De ontsnapping mislukt wanneer haar paard struikelt en Douwe probeert haar te helpen. De vrouw geeft hem een beurs met een wapen erop, maar vrijwel direct arriveren twee mannen. Een van hen beveelt de ander Douwe om te brengen. De tweede man achtervolgt Douwe en gooit hem in een ravijn, maar Douwe weet zich vast te grijpen aan een tak. In de waan dat Douwe dit niet heeft overleefd, keert de man tevreden terug.

Douwe Dabbert onderzoekt het wapen op de beurs, dat blijkt toe te behoren aan het nabijgelegen stadje en graafschap Falckesteyne. Hij besluit er op onderzoek uit te gaan. Onderweg stuit hij op iemand die zich "Florijn de flierefluiter" noemt. Florijn is een vrolijke schelm en straatartiest, die zijn kostje bij elkaar steelt, bedelt of verdient naargelang het hem uitkomt. Hij laat zijn aap Jacob regelmatig dingen voor hem stelen. Florijn reist met Douwe mee naar Falckesteyne omdat daar de jonge gravin gaat trouwen met grote openbare festiviteiten, waar voor hem veel te verdienen valt. Bovendien woont er een oom van hem. Douwe en Florijn overnachten in een herberg, waar Florijn wat bijverdient door muziek te maken. Hij stuurt zijn aap eropuit om eten te stelen.

De gravin, Gwendoline, blijkt hetzelfde meisje dat aan Douwe de beurs gaf. Haar neef en aanstaande bruidegom, Justus, is dezelfde man die opdracht gaf Douwe te vermoorden; kennelijk mag niemand van buitenaf contact met Gwendoline hebben. Gwendoline moet uiterlijk op haar 21e verjaardag getrouwd zijn, anders moet ze op die dag zeer tegen haar zin met Justus in het huwelijk treden. Justus beseft dat aan het huwelijk de graventitel verbonden is en heeft de macht met zijn handlangers overgenomen. Alle pogingen van Gwendoline om haar jeugdliefde Roderick van Berenbrouck te waarschuwen worden onderschept.

Douwe vindt dat ze iets moeten doen om Gwendoline te helpen, maar Florijn antwoordt keer op keer dat dit geen enkele zin heeft; niemand weet waar Roderick zich ophoudt. Douwe besluit echter niet bij de pakken te blijven neerzitten en komt met een plan. Op een avond laat hij zich met een door Florijn aangedreven takel naar Gwendolines torenkamer hijsen. Daar heeft hij een kort gesprek met haar en geeft haar de beurs terug. Dan verschijnen er ineens twee onbekende mannen en Douwe moet zich verbergen. Florijn blijkt te zijn verdwenen en een onbekende man takelt Douwe neer en gooit hem het kasteel uit.

De volgende dag, de dag voor het huwelijk, komt Douwe erachter dat Florijn nog gewoon in de stad is en de herbergier betaald heeft met de beurs van Gwendoline. Douwe trekt hieruit de conclusie dat Florijn zijn aap naar de torenkamer heeft gestuurd om de beurs te stelen. Woedend valt hij Florijn midden op straat aan, maar wordt dan door de rakkers van de schout in het cachot gegooid. Florijn hoeft de cel blijkbaar niet in, Douwe herinnert zich dat de schout Florijns oom is.

Tot zijn verbazing wordt Douwe de dag erna alweer vrijgelaten. Hij krijgt de opdracht om een deur te bewaken. De schout had in de nacht ervoor alle handlangers van Justus op laten pakken. Roderick zelf verstoort de plechtigheid, en omdat Gwendoline nog tot middernacht een echtgenoot mag kiezen (het is immers haar verjaardag) kiest ze hem als bruidegom in plaats van Justus. Douwe wordt aan hem voorgesteld na de plechtigheid en Roderick blijkt niemand minder dan Florijn zelf te zijn. Vermomd was hij naar Falckesteyne afgereisd, zodat hij en zijn oom Justus' plannen in stilte konden ondermijnen. Zijn oom had hem eergisteravond geroepen en meegenomen om met Gwendoline te praten, waarna ze hem de beurs had gegeven. De onbekende mannen voor wie Douwe zich even later verstopte waren Florijn zelf en de schout.

Justus en zijn handlanger Alfons zijn intussen ontsnapt en hebben een deel van de bruidsschat gestolen. Gwendoline beseft dat ze nu nooit meer zullen durven terugkomen en overtuigt haar man hen te laten lopen. In Falckesteyne wordt hierna feest gevierd ter gelegenheid van het huwelijk van Roderick en Gwendoline.

Varia

  • De setting van dit verhaal is geheel middeleeuws, terwijl de meeste andere Douwe Dabbert-verhalen zich een paar eeuwen later lijken af te spelen.
  • Florijn zingt in de herberg het Lied van Heer Halewijn.
Albumuitgaven
Stripreeks of collectie Nummer Eerste druk Voorganger Opvolger
Douwe Dabbert 9 1982 De zee naar zuid De tanden van Casius Gaius
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.