Fannie Mae

Fannie Mae, een acroniem voor Federal National Mortgage Association of afgekort als FNMA, is een bedrijf uit de Verenigde Staten dat voornamelijk financiële diensten levert aan hypotheeknemers. Het is na Citigroup de grootste financiële instelling van het land.

Fannie Mae
Fannie Mae's hoofdkwartier in Washington.
Oprichting10 februari 1938
SleutelfigurenTimothy J. Mayopoulos (CEO)
HoofdkantoorWashington D.C.
 Verenigde Staten
Werknemers7300[1]
ProductenFinanciële diensten
OmzetUS$ 22,8 miljard (2015)[2]
WinstUS$ 11 miljard (2015)[2]
Websitewww.fanniemae.com
Portaal    Economie

Activiteiten

Fannie Mae is een grote speler op de markt van gesecuritiseerde hypotheekleningen. Fannie Mae koopt hypotheekleningen op van banken en andere verstrekkers. Een deel hiervan wordt gehouden en de rentemarge draagt bij aan de winst van het bedrijf. Het resterende deel wordt gebundeld in pakketten en verkocht op de kapitaalmarkt aan andere beleggers met een garantie van Fannie Mae. In ruil voor die garantie vraagt het bedrijf een soort verzekeringspremie, en dat is een andere bron van inkomsten.

Per jaareinde 2015 had het bedrijf een balanstotaal van meer dan US$ 3000 miljard en ongeveer een kwart van de Amerikaanse markt voor dit soort producten in handen.[2]

Geschiedenis

Oprichting

Fannie Mae werd in 1938 opgericht als een overheidsbedrijf door de regering van Franklin Delano Roosevelt. Het maakte deel uit van diens New Deal-plan dat de Amerikaanse economie uit het slop moest trekken ten tijde van de Grote Depressie. Het doel van het bedrijf was om zo veel mogelijk Amerikanen huiseigenaars te maken. Fannie Mae werd actief op de markt van hypotheekleningen en behield gedurende de volgende 30 jaar een quasimonopolie in deze sector.

Privatisering

Om de Amerikaanse begroting in evenwicht te brengen werd het bedrijf in 1968 geprivatiseerd. Vanaf toen stond Fannie Mae niet langer garant voor door de overheid verleende hypotheekleningen. Die verantwoordelijkheid ging naar het nieuw opgerichte Ginnie Mae. Het bedrijf bleef wel onder toezicht van het Amerikaans congres werken. Ook werd in 1970 Freddie Mac opgericht om concurrentie te creëren.[3] Fannie Mae was tot 2010 genoteerd aan de New York Stock Exchange en was tot die tijd opgenomen in de S&P 500-beursindex.

Door de privatisering ontstond een ongewone situatie. De Amerikaanse overheid was niet contractueel verplicht om Fannie Mae, of Freddie Mac, te helpen als deze in financiële problemen zou geraken.[4] In de staatsbegroting werd met dit risico ook geen rekening gehouden. Beleggers in Fannie Mae veronderstelden dat de regering financieel zou bijspringen als het echt mis zou gaan. De bedrijven waren immers zeer groot, ze speelden een cruciale rol bij de woningfinanciering en een faillissement zou een grote negatieve invloed hebben op het financiële bestel en de economie van het land.[4] De toezichthouder van beide hypotheekverstrekkers, de Office of Federal Housing Enterprise Oversight (OFHEO), stelde ook zeer lage kapitaaleisen waardoor er nauwelijks vermogen aanwezig was om tegenvallers op te vangen.[4] De toezichthouder deed dit op nadrukkelijk verzoek van het Amerikaanse Congres.[4] Dit versterkte het beeld van de beleggers dat de overheid altijd financieel garant zou staan. Het grote voordeel voor Fannie Mae was dat het tegen een zeer kleine rentepremie boven risicoloze staatsobligaties, geld in de kapitaalmarkt kon aantrekken waarmee ook de hypotheekrente laag bleef.[4] Hiervan profiteerden dan weer de huizenbezitters.[4]

Fraude

Eind 2004 werd een onderzoek ingesteld naar een vermeend boekhoudschandaal bij Fannie Mae. Drie toplieden zouden tussen 1998 en 2004 de resultaten aangepast hebben om een maximum aan bonussen te verdienen. Eind 2006 werden de drie aangeklaagd voor de terugbetaling van tientallen miljoenen euro's.[5]

Curatele

Op 7 september 2008 werd het bedrijf, alsook sectorgenoot Freddie Mac, door de Amerikaanse overheid onder curatele geplaatst, waarbij de leiding van het bedrijf werd overgenomen door de Federal Housing Finance Agency. Directeur Daniel Mudd werd ontslagen. Tot deze stappen werd besloten naar aanleiding van een rapport van Morgan Stanley in opdracht van de Amerikaanse Minister van Financiën.[3] Daaruit bleek dat de onderneming - na herrekening van de financiële positie - niet over de voorgeschreven hoeveelheid eigen vermogen beschikte.

Voortdurende verliezen op hypotheken leidden tot een gestage stroom verliezen, die tot aanmerkelijke financiële steun van de Amerikaanse overheid noodzaakten. In november 2009 had de Amerikaanse overheid, in diverse vormen, circa US$ 60 miljard in Fannie Mae geïnvesteerd.[6]

Uiteindelijk liep de overheidssteun op tot circa US$ 117 miljard. Dankzij recordwinsten in het eerste kwartaal van 2013 hoeft de bank daarvan in mei 2013 nog maar US$ 20 miljard terug te betalen.[7] Zelfs de aandelenkoers reageerde goed op de perspectieven voor Fannie Mae en Freddy Mac.[8] In augustus 2013 volgde nog een nabetaling van US$ 10,2 miljard.[9] In februari 2014 volgde een dividend van US$ 7,2 miljard, waarmee de uitkering aan de overheid tot US$ 121,1 miljard opliep, een bedrag dat lag boven de ontvangen steun van de overheid.[10]

Juridisch verhaal

In januari 2013 ontving Fannie Mae een omvangrijke schadevergoeding van de Bank of America.[11] In juli 2013 betaalde Citigroup een miljard dollar wegens het doorverkopen van slechte hypotheken. Tussen 2000 en 2012 verkocht de bank aan Fannie Mae hypotheken waarbij onjuiste informatie over het onderpand of hypotheekhouders is verstrekt.[12]

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.