Doorgeefschaak

Doorgeefschaak is een variant op het schaken, waarbij twee teams van elk twee personen het tegen elkaar opnemen in twee gelijktijdig gespeelde schaakpartijen op naast elkaar geplaatste borden. Elk team heeft aan het ene bord wit en aan het andere bord zwart.

Doorgeefschaak

Wie een stuk of pion van de tegenstander slaat, geeft dat door aan zijn of haar medespeler. Deze mag dan op een zelfgekozen moment een van de doorgegeven stukken of pionnen op het eigen bord plaatsen in plaats van een normale zet te doen. Aangezien de ontvangen stukken van de eigen kleur zijn (wie met wit speelt, heeft een medespeler die met zwart speelt en dus witte stukken slaat), kan men zo de eigen actieve strijdmacht op het bord versterken. Ook geeft dit een extra mogelijkheid om schaak op te heffen, namelijk door het tussenplaatsen van een doorgegeven stuk of pion.

Het doorgeefschaak is een Nederlandse vinding; in 1973 werden de regels vastgesteld.[1]

Regels

De Koninklijke Nederlandse Schaakbond heeft een officieel wedstrijdreglement opgesteld voor doorgeefschaak .[2] De belangrijkste regels zijn:

  • Een speler mag een doorgegeven stuk op het bord zetten in de plaats van een gewone zet (het verplaatsen van een stuk).
  • Met het plaatsen mag niet worden geslagen en geen schaak worden gegeven.
  • Een pion mag niet op een promotieveld of op de eigen onderste rij worden geplaatst. (In eerdere varianten van de regels waren er strengere beperkingen, bijvoorbeeld niet verder dan de eigen vijfde rij of zelfs alleen op de eigen tweede rij, net als in de beginstelling.)
  • Een stuk dat is ontstaan door de promotie van een pion wordt bij het doorgeven weer een pion. Daarom blijft de gepromoveerde pion de gedaante van een pion houden. De spelers moeten onthouden welk stuk het voorstelt.
  • De doorgegeven schaakstukken moeten zichtbaar zijn voor de tegenstanders. Men mag de reservevoorraad dus niet verborgen houden, zoals in informele potjes weleens gebeurt.
  • Pat of remise wegens materiaaltekort is pas definitief als de andere partij afgelopen is.
  • Bij tijdsoverschrijding is de partij remise als de tegenstander de partij niet reglementair kan winnen; ook niet door het inzetten van stukken die diens teamgenoot geslagen heeft of nog kan slaan.
  • De wedstrijd eindigt als beide partijen zijn afgelopen. De uitslag is, net als bij andere teamwedstrijden, de optelsom van de afzonderlijke partijen, dus 2–0, 1½–½ of 1–1.

Bij de Engelse variant op het doorgeefschaak, bughouse, mag met het plaatsen wel schaak worden gegeven.

Tactiek

Het is voor alle spelers goed opletten wat er op het andere bord gebeurt. Soms heeft de medespeler dringend een extra stuk of pion nodig en dan kan het lonen om daar iets voor te offeren dat normaal gesproken eigenlijk meer waard zou zijn. Het spel vertragen, zodat de tegenstander geen kans krijgt om iets te slaan, is daar een mogelijk antwoord op. Het is daarom belangrijk dat er met een schaakklok wordt gespeeld, want anders zou de strijd geheel kunnen stilvallen. Paarden zijn gewild omdat het vaak mogelijk is daarmee meer dan één dreiging in het spel te brengen. Pionnen kunnen op de voorlaatste rij worden geplaatst voor een snelle promotie. Vaak doen ze ook dienst om een gevaarlijke open lijn goedkoop te dichten. Omdat een tot stuk gepromoveerde pion na slaan als gewone pion terugkeert, is het nadelig om een gewoon stuk daartegen te ruilen.

Nederlands kampioen

  • 1974 Charles Kuijpers / Ruud Dobbelaar
  • 1975 Charles Kuijpers / Ruud Dobbelaar
  • 1976 Henk Smout / Joan Baart
  • 1977 Jaap van den Herik / Leo Kerkhoff
  • 1978 Jaap van den Herik / Leo Kerkhoff
  • 1979 Ruud Dobbelaar / Geertsma
  • 1980 Manuel Bosboom / Erik Bark
  • 1981 ?
  • 1982 Arie Werksma / Maarten de Zeeuw
  • 1983 Maarten de Zeeuw / Arie Werksma
  • 1984 Casper Blaauw / Albert Blees
  • 1985 Maurits Wind / Michiel Wind
  • 1986 Edgar Blokhuis / Michiel Wind
  • 1987 Erik Hoeksema / Jaap Brouwer
  • 1988 Marcel Canoy / Herman Neugeglise
  • 1989 Johan Booij / Eddy Sibbing
  • 1990
  • 1991
  • 1992
  • 1993
  • 1994
  • 1995
  • 1996
  • 1997 Erik Hoeksema / Jaap Brouwer
  • 1998 Duijn / Bakker
  • 1999 Gozewijn van Laatum / Bert van der Linden
  • 2000
  • 2001
  • 2002 Gozewijn van Laatum / Bert van der Linden
  • 2003 niet georganiseerd
  • 2004 Willem Bor / Paul van der Hoeven
  • 2005 Stefan van Blitterswijk / Raoul van Ketel
  • 2006 Quirinius van Dorp / Jochem Snuverink
  • 2007 Quirinius van Dorp / Jochem Snuverink
  • 2008 Quirinius van Dorp / Jochem Snuverink
  • 2009 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2010 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2011 niet georganiseerd
  • 2012 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2013 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2014 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2015 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2016 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2017 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2018 Jan Breukelman / Erik-Jan Hummel
  • 2019 Tobias Kabos / Manuel Bosboom
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.